Ammoniakreductie via het voerspoor

Mts. Korrel, één van de tien pilotbedrijven van Proeftuin Veenweiden, is actief aan de slag met de doelstelling om 25% reductie te realiseren op zijn ammoniakproductie. Eén van de actiepunten voor Richard Korrel is om een lager ruw eiwitgehalte in het totale rantsoen te realiseren. Met veel (vers) gras in het rantsoen en het streven naar een optimale melkproductie per koe, is dit een lastige opgave.

Voor de komende tijd betekent het dat in overleg met hun eigen veevoeradviseur wordt bekeken hoe dit is te realiseren met het ruwvoer dat momenteel aanwezig is. Omdat er een ruwvoertekort is op het bedrijf (niet zelfvoorzienend) zal er wat aangekocht moeten worden. De vraag is of dit snijmais, (gras)zaadhooi of stro, kuilgras of een ruwvoerbrok moet worden. Ook de kosten wegen mee in de keuze, maar uiteraard is een optimale eiwitbenutting belangrijk. Een deel van het tekort zal (net als voorgaande jaren) opgevuld worden met snijmais.

Maar omdat er meer koeien lopen dan vorig jaar, is het de vraag of er voor de droge koeien een ander rantsoen gemaakt moet worden: met stro en brok is het over het algemeen makkelijker een rantsoen op de eiwitnorm te maken dan met kuilgras. Vraag is echter: wat is het eiwitgehalte van het aan te kopen kuilgras en wat zijn de kosten van beide voedermiddelen? Dit zal met elkaar vergeleken worden, zodat de keuze makkelijker wordt.

Belangrijk is dat er overleg is met de adviseurs en de ondernemers zodat de doelstellingen en wensen gezamenlijk bekend zijn en uiteindelijk tot het beste resultaat gekomen kan worden: op naar een verlaging van 168 naar 155 gram ruw eiwit in het totale rantsoen van de veestapel. Hiermee wordt dan niet alleen een ammoniakreductie behaald, maar ook een BEX-voordeel. En dat kan weer mooi meegenomen worden in verschillende berekeningen van het mestbeleid.

>> Bedrijfspagina van deelnemer Richard Korrel

Pronken met je graskuil mag!

Als je veel eigen gras in het rantsoen hebt, wil je aankoersen op een graskuil van 900 VEM en 150 gram ruw eiwit. Dan kun je met een eenvoudige brok prima melken en blijf je in het voorjaar niet met 50 meter kuil zitten! In Proeftuin Veenweiden bekijken we de mogelijkheden.

Een mooie graskuil van eigen land is veel waard. Veel melkveebedrijven in de Veenweiden zitten niet krap in hun grond en bij een groeizaam jaar liggen er flinke kuilen met gras voor de winter. De uitdaging komt in de winter: hoe krijg ik dit gras op een efficiënte manier omgezet in melk? Een veel voorkomende valkuil is dat er allerlei producten tegenover worden gezet om het eiwitrijke gras van energie te voorzien. Het resultaat is een prima rantsoen, met in het voorjaar nog een plaat kuilgras over!

Jaap Pronk voor z’n graskuil van 120 meter

Jaap Pronk voor z’n graskuil van 120 meter

In Proeftuin Veenweiden is de doelstelling om zoveel mogelijk eigen gras in het rantsoen te krijgen zonder dat dit een overdosis aan eiwit geeft (met extra ammoniak tot gevolg). Eén van de pilotbedrijven in Proeftuin Veenweiden is het melkveebedrijf van de broers Jaap & Wim Pronk in Broek in Waterland. Zij melken ruim 350 koeien op een kleine 200 ha gras. In 2015 was het aandeel ruw eiwit in het rantsoen 189 gram per kg. Het rantsoen bestond voor 68% uit vers gras en kuilgras en het gemiddelde ureumgehalte in de melk was 29.

Volgend jaar mikken ze op een kuil van 900 VEM en 150 ruw eiwit. Als dat lukt kunnen ze met een eenvoudige brok goed melken. Dat scheelt ammoniak en centen!

Om een dergelijke kuil te realiseren worden de volgende maatregelen ingezet:

  • Bemesten op maat voor een weide- of maaisnede en natuurlijk alle drijfmest maximaal verdunnen met water, als het even kan in de verhouding van 1 : 1.
  • Maaien van het gras in een later groeistadium, zodat de opgenomen stikstof door de plant ‘verdund’ is door toename van het volume van de plant.
  • Wiedeggen en doorzaaien van sommige percelen, omdat daar vrij veel ruwbeemd in voorkomt.
  • Komend jaar het najaarsgras met veel eiwit over de 1e en 2 snede heen te kuilen, zodat het beter benut kan worden door de melkkoeien.

Neem voor meer informatie contact op met Teus Verhoeff (teus@proeftuinveenweiden.nl

Kruiden bieden kansen

De koeien op de proefboerderij in Zegveld stonden in augustus voor het eerst op een veld met smalle weegbree. Weiden op kruidenrijk gras kan het rantsoen verbreden en bijdragen aan diergezondheid. Dat blijkt uit onderzoek door PPP-Agro Advies samen met het Veenweiden Innovatiecentrum en het Louis Bolk instituut voor Proeftuin Veenweiden.

Voor het onderzoek zijn is in het voorjaar van 2016 een veld met Engels raaigras en smalle weegbree ingezaaid. Dat is erg goed aangeslagen en leverde een mooi kruidenrijk perceel op, waar de koeien prima op weiden, zie de beelden in het filmpje.

Er is gekozen voor smalle weegbree als een van de kansrijke opties, omdat er veel mineralen en sporenelementen inzitten en het van oudsher bekend staat om zijn ontstekingsremmende werking. Door het rantsoen van de koeien op deze manier te verbreden hopen we de gezondheid van de koeien te verbeteren. Ook kan het wortelstelsel van kruiden mogelijk aanvullend functioneren op dat van gras.

Neem voor meer informatie contact op met Nick van Eekeren (n.vaneekeren@louisbolk.nl) of Wim Honkoop (w.honkoop@ppp-agro.nl).


Bekijk het filmpje:

Is 25% ammoniakreductie haalbaar?

Door maximaal te beweiden, een rantsoen op maat te voeren en de mest met water aan te wenden komen veel bedrijven al flink in de richting van de 25%. Dat geeft perspectief waaraan kan worden gewerkt. Maar er liggen nog uitdagingen genoeg voor de deelnemers van Proeftuin Veenweiden:

  • Hoe hou ik mijn koeien 250 dagen x 8 uur buiten?
  • Hoe kom ik tot een rantsoen van 15% ruw eiwit met veel eigen gras daarin?
  • Hoe voeg ik voldoende water toe bij het uitrijden, ook op de percelen op afstand?

In de afgelopen weken hebben de pilotbedrijven van de Proeftuin Veenweiden met hun begeleiders een plan van aanpak geformuleerd. Voor alle bedrijven is het doel: een reductie van 25% van de ammoniak emissie ten opzichte van 2015. De grote vraag aan tafel was: Is dit haalbaar?

Kringloopwijzer

De Kringloopwijzer geeft een prima indicatie van de ammoniakemissie op bedrijfsniveau. Aan de hand van bedrijfsgegevens in combinatie met emissie-modellen wordt de ammoniak emissie op de verschillende onderdelen van het bedrijf berekend (stal en mestopslag, mestaanwending, kunstmest, beweiding en gewasresten). Het doel is om deze verliezen met 25% te reduceren. In hoeverre dit doel is gehaald, kan worden gevolgd via de Kringloopwijzer.

Meer/minder ammoniak

Je krijgt meer ammoniak als:

  • er een overmaat aan ruw eiwit in het rantsoen zit
  • de mest met urine in aanraking komt

Je krijgt minder ammoniak als:

  • er wordt beweid (dan komen mest en urine niet bij elkaar)
  • de urine in de stal snel wordt afgevoerd (emissie-arme vloer)
  • er eiwit op maat in het rantsoen zit

>> Lees meer over ammoniak

Mestaanwending

Naast de stal en mestopslag is de mestaanwending een grote bron van ammoniakemissie. Bij het aanwenden komt de drijfmest in aanraking met de buitenlucht en kan de ammoniak eenvoudig ontsnappen. Daarom zijn indertijd de wettelijke regels omtrent mestaanwending al aangescherpt, omdat de ketsplaat helemaal een speeltuin voor ammoniak was. Daarom hebben we nu zodebemesters, sleepvoeten, sleufkouters, etc.

Inmiddels heeft zich een extra alternatief aangediend: drijfmest aanwenden met water. Uit onderzoek is gebleken dat bij een verhouding van 2 mest en 1 water de emissie van ammoniak met 40% wordt terug gedrongen! Het water weet de stikstof dusdanig te binden dat het niet als ammoniak de lucht in gaat, maar door de plant kan worden benut.

Plan van aanpak

Om gericht hieraan te werken is een plan van aanpak gemaakt, zodat helder is wat er moet gebeuren. Belangrijk hierbij zijn de erfbetreders:

  • De voeradviseur en de dierenarts als het gaat om het rantsoen
  • De loonwerker als het gaat om mest uitrijden met water

Dat moeten toch interessante gesprekken opleveren aan de keukentafel!

Meer weten over de bedrijfsplan aanpak in de proeftuin?
Bel of mail naar Teus Verhoeff, 064 71 555 73, teus@proeftuinveenweiden.nl

Hoger ruw eiwitgehalte in het najaar op veen vooral door lagere groei van het gras

Door de hoge stikstofmineralisatie uit veenbodems zijn de eiwitgehalte in het gras over het algemeen hoog. Vervolgens leiden deze hogere ruw eiwitgehalte van het gras vaak tot hoge ruw eiwitgehalten in het rantsoen, wat leidt tot extra ammoniakemissie. In de Proeftuin Veenweiden proberen we daarom meer vat te krijgen op de opname van vrijgekomen stikstof uit de veenbodem door gras. En meer specifiek, wanneer in het seizoen gras stikstof opneemt uit gemineraliseerd veen, en hoe groot deze opname is.

Bepaling van het maaimoment

Deelnemers van de Proeftuin Veenweiden bedenken strategieën om de ammoniakuitstoot op hun bedrijf te reduceren. Eén daarvan is het beperken van de hoeveelheid eiwit in het voer van de koe. Vaak is deze hoeveelheid namelijk hoger dan nodig. Het overschot aan eiwit wordt door de koe via urine uitgescheiden en dat zorgt voor emissie van ammoniak.

Pilotboeren zoeken teamgenoten!

De 10 geselecteerde pilotboeren, die deelnemen aan Proeftuin Veenweiden doen het de komende 3 jaar niet alleen! Elke boer vormt een team met collega melkveehouders. Bij een team is samenwerking belangrijk voor het bepalen en behalen van resultaat. Dat geldt ook voor de deelnemers aan de Proeftuin: met elkaar werken aan méér dan alleen een individuele prestatie. Wat je met elkaar bereikt is van belang voor de hele sector! De teamgenoten gaan aan de slag om de praktijkgerichte maatregelen uit te testen op hun bedrijf. En delen onderling hun ervaringen en eventuele bezwaren of verbetersuggesties. Zo wordt Proeftuin Veenweiden een gezamenlijke challenge!

Pilotboeren Proeftuin VeenweidenNa de zomervakantieperiode start begin september de werving van zo’n 90 melkveehouders in de westelijke veenweiden. Daarbij kijken we naar locatie en type bedrijf, specifieke uitdaging om aan te werken en interesse.

Ook mee verkennen, testen en toepassen?
Doe mee en meld u aan bij de Proeftuin Veenweiden

Bekijk op proeftuinveenweiden.nl/deelnemers de profielen van de koplopers. Wat hen motiveert en waarmee ze actief aan de slag zijn of gaan.

De kracht van kruiden

Nieuwe inzichten geven aan dat meer kruiden in het grasland kunnen bijdragen aan een stabielere productie van grasland. Daarnaast leveren kruiden ook een kwalitatieve en kwantitatieve bijdrage aan de voerproductie. In Proeftuin Veenweiden wordt onderzocht of kruiden middels zogenaamde secundaire metabolieten ook een gunstig effect hebben op de remming van bodemdaling en de eiwitbenutting van de koe.

Een ander wortelpatroon van kruiden t.o.v. gras, geeft een aanvullende mineralenbenutting in de bodem (voorkomen emissies), een bijdrage aan droogtetolerantie en kan mogelijk ook de draagkracht van de bodem verbeteren. Daarnaast bevatten kruiden in zowel ondergrondse en bovengrondse plantdelen zogenaamde secundaire metabolieten. Deze stoffen zitten vaak in de plant voor ziekte- en plaagwering. Enkele van deze secundaire metabolieten (o.a. tannines) remmen echter ook de afbraak van eiwitten door microben. Dit kan mogelijk een remmend effect hebben op mineralisatie van de organische stof in de bodem en zo bodemdaling voorkomen.

Daarnaast spelen deze secundaire metabolieten ook een rol in de eiwitvertering in het dier. Specifiek voor veenweide is dat er veel onbestendig eiwit is, wat moeilijk te benutten is. Tannines in kruiden zorgen voor samenklontering van deze onbestendige eiwitten in de pens waardoor ze onverteerd de pens passeren en in het darmstelsel van een herkauwer benut kunnen worden. Hierdoor worden de stikstofverliezen gereduceerd. Daarnaast bevorderen kruiden de biodiversiteit, wat zijn invloed heeft op insecten en weidevogels.

In de proeftuin veenweide is gestart met een experiment naar het “proof of principle” van het effect van kruiden op de reductie van afbraak van bodemorganische stof. Daarnaast zijn enkele percelen met kruiden ingezaaid. De komende tijd zal hiervan de voederwaarde worden gemeten.

Neem voor meer informatie contact op met Nick van Eekeren n.vaneekeren@louisbolk.nl

Vroeger baggeren?

Baggeren van veenweidesloten gebeurt vaak in de zomer. Met bagger komen nutriënten als stikstof op het land. De stikstof komt echter mogelijk pas in de herfst beschikbaar. Te laat om goed te benutten. De vraag is nu of baggeren in het voorjaar tot meer gewasproductie leidt en kunstmest bespaart. Hiervoor is door Proeftuin Veenweiden een proef op KTC Zegveld uitgezet.

Sloten worden gebaggerd om het watervoerend vermogen op peil te houden. Dit baggeren heeft ook een groot positief effect op de waterkwaliteit. Want de nalevering van nutriënten uit de bagger vermindert en het water stroomt beter door, waardoor er ook meer zuurstof in het water zit. Dit is goed voor de aanwezige flora en fauna.

In de praktijk wordt in de zomerperiode de bagger met een baggerpomp uit de sloot gehaald en op bestaand grasland gebracht. De baggerpomp verdeelt deze bagger, vermengd met het meegezogen water over het perceel. Veehouders zijn doorgaans blij met deze bagger. Want samen met het water, komen ook meststoffen op het land. Extra water zorgt voor extra groei en de meststoffen ook. Maar mogelijk worden de extra meststoffen te laat in het jaar benut voor extra gewas en extra stikstof in het gewas. Die extra stikstof kan dan niet meer benut worden en gaat verloren.

Praktijkproef

Mogelijk kan vroeg in het jaar baggeren het genoemde nadeel ondervangen en ervoor zorgen dat de extra meststoffen wel worden benut. Dit zou kunnen leiden tot kunstmestbesparing en dus vermindering van de stikstofverliezen. Daarom wordt een proef uitgevoerd op KTC Zegveld om de extra stikstofwerking van baggeren in het voorjaar in beeld te krijgen. Een aantal proefveldjes is opgezet, waarbij onderscheid wordt gemaakt in veldjes met alleen bagger (50-65 m3/ha), alleen drijfmest (20-25 m3/ha), bagger + drijfmest, alleen kunstmest en geen bemesting. Naast analyse van gewasopbrengst, wordt ook het plantenbestand van de slootvakken in beeld gebracht.

In verband met negatieve effecten op fauna en flora van de sloten is het niet gewenst om in de periode van half maart tot 1 juni te baggeren. Deze proef is een pilotproef om de potentie van vroeger baggeren te screenen. Mocht blijken dat het een perspectiefvolle maatregel is dan is meer onderzoek nodig om de bemestende waarde beter te kunnen kwantificeren en om naar mogelijkheden te kijken om eventuele negatieve effecten t.a.v. de flora en fauna te beperken, b.v. door mozaïekbeheer.

De proef is gestart in het voorjaar van 2016. In de loop van 2016 zullen de eerste resultaten beschikbaar komen.

Lees meer