PERSBERICHT Meer dan 100 melkveehouders met ammoniakreductie aan de slag

In het westelijk veenweidengebied werken vanaf nu meer dan 100 melkveehouders aan het reduceren van ammoniakverliezen op het eigen bedrijf. De stikstofbelasting in het Veenweidegebied door boeren, havenactiviteiten, verkeer, industrie en luchtvaart is te hoog en vraagt om slimme en duurzame oplossingen. In Proeftuin Veenweiden gaan boeren met onderzoekers en andere experts daar naar op zoek. Naast ammoniakreductie werken zij tevens aan de verbetering van de waterkwaliteit en de vermindering van bodemdaling op veen.

25% ammoniakreductie

Vorig jaar gingen 10 melkveehouders in de westelijke veenweiden  al aan de slag met 25% reductie van de ammoniakuitstoot. Dit najaar meldden zich nog 99 melkveehouders, die met de pilotboeren 10 teams gaan vormen.  LTO Noord heeft het initiatief genomen voor de proeftuin, om zo te laten zien dat de agrarische sector haar verantwoordelijkheid neemt.

Reductieplan per pilotbedrijf

Maatregelen die inzetten op maximale benutting van eigen eiwit en ammoniakreductie in de Veenweiden zijn bijvoorbeeld minder stikstof in het voer, slimmer bemesten, maximaal beweiden en het toepassen van onderwaterdrainage. De piotbedrijven krijgen intensieve begeleiding van de beste onderzoekers en bedrijfsadviseurs op dit gebied. Ze hebben ieder voor zich een ammoniak reductieplan opgesteld met daarin de stevige ambitie om 25% ammoniak te reduceren in drie jaar tijd. Dit najaar zijn zij met hulp van LTO Noord actief op zoek gegaan naar teamgenoten om samen aan deze speerpunten te werken.

Proeftuin Veenweiden teams

Teams weten van aanpakken

De bijna 100 nieuwe deelnemers zijn ingedeeld bij een pilotboer, waardoor nu 10 studiegroepen zijn ontstaan. Elk team heeft een eigen focus en wordt begeleid door een deskundige bedrijfsadviseur. De Kringloopwijzer komt daarbij goed van pas; het mineralenmanagementinstrument dat melkveehouders sinds afgelopen jaar verplicht zijn om in te vullen, is een mooi vergelijkingsinstrument. Uiteindelijk gaan alle deelnemers met een eigen plan van aanpak aan de slag. De benodigde kennis kunnen de deelnemers opdoen in de studiegroepen, maar ook door bij elkaar op het bedrijf te kijken en tijdens de masterclasses waar de nieuwste kennis op het gebied van mineralisatie, bodemdaling, waterkwaliteit en ammoniakreductie met de melkveehouders wordt gedeeld.

LTO Noord startte in 2016 met het driejarige innovatieprogramma Proeftuin Veenweiden en wordt daarbij financieel ondersteund door provincie Zuid-Holland en het Ministerie van Economische Zaken. De provincies Utrecht en Noord-Holland doen mee op specifieke onderdelen. De Proeftuin is een initiatief van LTO Noord en Veenweiden Innovatie Centrum Zegveld. De uitvoering van het programma is in handen van LTO Noord, Wageningen University & Research, VIC Zegveld, PPP-Agro Advies en het Louis Bolk Instituut.

Meer informatie over Proeftuin Veenweiden is te vinden op www.proeftuinveenweiden.nl.

——————————————————————————————-

NOOT VOOR DE REDACTIE

Projectleider Proeftuin Veenweiden: Bennie van der Fels, Wageningen Livestock Research, T. 0317-480567, E-mail bennie.vanderfels@wur.nl

Pilotboer Jaap Schep wint MKB Ondernemersprijs Midden Holland 2017

Maandagavond 16 januari jl werd in de Goudse Schouwburg Melkvee- en Kaasboerderij Schep door de jury uitgeroepen tot winnaar van de MKB Ondernemersprijs Midden Holland 2017. De jury prees de ondernemersfamilie o.a. vanwege hun inspanningen om ammoniakuitstoot en bodemdaling te verminderen en de waterkwaliteit in het gebied te verbeteren.

Prijswinnend familiebedrijf

Het was niet voor het eerst dat Jaap Schep op het erepodium stond; al eerder was het familiebedrijf cum laude winnaar van de lekkerste boerenkaas van Nederland. Kaas met fans in binnen- en buitenland, tot zelfs Amerika aan toe. Ook het beroemde Schep-ijs vindt gretig aftrek in de ‘weide’ omgeving. Duurzaamheid is de rode draad in de bedrijfsvoering van het ondernemersechtpaar. Eén van de redenen om deel te nemen aan Proeftuin Veenweiden, waarin het bedrijf samen met collega melkveehouders nieuwe stappen zet voor slimme en duurzame oplossingen om de stikstofbelasting in het veenweiden gebied te verminderen.

Lees meer op: www.kaasboerderijschep.nl

Proeftuin-teamgenoten zijn er klaar voor

Met 99 enthousiaste aanmeldingen zijn de teams rond de 10 pilotboeren van Proeftuin Veenweiden rond. In totaal gaan 109 melkveehouders aan de slag met ammoniakreductie, verminderen van bodemdaling en verbeteren van waterkwaliteit in het gebied.

Meekijken, meedenken, meedoen

De eerder geselecteerde pilotbedrijven zijn al aan de slag met de stevige ambitie om 25% ammoniakreductie te realiseren in drie jaar. Hun Proeftuin-teamgenoten kijken en denken de komende twee jaar mee, en passen voor hen geschikte maatregelen toe op het eigen bedrijf. Het gaat dan bijvoorbeeld om maatregelen als minder stikstof in het voer, slimmer bemesten, maximaal beweiden en toepassen van onderwaterdrainage.

Proeftuin Veenweiden teamsEigen plan, gezamenlijk doel

De bijna 100 nieuwe deelnemers zijn ingedeeld bij een pilotboer, waardoor 10 teams (studiegroepen) zijn ontstaan. Elk team heeft een eigen focus en wordt begeleid door een deskundige bedrijfsadviseur. De Kringloopwijzer komt daarbij goed van pas als vergelijkingsinstrument. Uiteindelijk gaan alle deelnemers met een eigen plan van aanpak aan de slag. De benodigde kennis kunnen Proeftuin-teamgenoten opdoen in de studiegroepen, maar ook door bij elkaar op het bedrijf te kijken en tijdens de masterclasses waar de nieuwste kennis op het gebied van mineralisatie, bodemdaling, waterkwaliteit en ammoniakreductie met de melkveehouders wordt gedeeld.

Is grasraffinage praktisch haalbaar?

Om de praktische haalbaarheid van grasraffinage te onderzoeken, heeft het bedrijf Grassa in opdracht van Proeftuin Veenweiden een week met een proefopstelling op het KTC Zegveld gedraaid. Een nuttige praktijkdemonstratie die melkveehouders en adviseurs met elkaar in gesprek bracht over de toepasbaarheid van grasraffinage op hun bedrijf.

Intensief versus extensief

Gras in de veenweiden is erg eiwitrijk, vooral in het najaar. Voor een melkveebedrijf zijn er enkele manieren om dit eiwitrijke gras te benutten, afhankelijk van de intensiteit van het bedrijf:

  1. Intensieve bedrijven kunnen het rantsoen aanvullen met geschikte producten (snijmais), waardoor het rantsoen in balans komt;
  2. Minder intensieve bedrijven kunnen het herfstgras mengen met de overige kuilen (mengkuil, lasagnekuil, grasbalen, voermengwagen), zodat het totaalpakket aan (kuil)gras in balans is;
  3. Extensieve bedrijven met een overmaat aan gras(eiwit) hebben eigenlijk twee opties:
    a) De overmaat aan eiwit gaat door de koe en wordt daarna in de vorm van mest afgevoerd. Nadeel: de koe knapt er niet van op, geen optimale benutting en veel ammoniakemissie.
    b) Het eiwitrijke gras naar de grasdrogerij brengen en de grasbrok als krachtvoervervanger aan de melkkoeien voeren. Nadeel: dit is een kostbare methode omdat het drogen + transport veel energie kost.

Proefopstelling grasraffinage op KTC ZegveldGrassa: een alternatief met voordelen

Grassa splitst ordinair gras in een eiwitarm vezelproduct dat geschikt is als voer voor melkkoeien en een eiwitconcentraat. Als het hoogwaardige eiwit goed in de markt gezet kan worden en de vezels goed opgenomen worden door het melkvee, is Grassa erg interessant. Het is zelfs denkbaar dat bedrijven een groter aandeel van hun gras raffineren, zodat het zowel voor het rantsoen als voor de portemonnee winst oplevert. Dat zal verder onderzocht worden.

Naast het directe voordeel op het bedrijf, levert grasraffinage meer voordelen op:

  • Door de overmaat aan eiwit in de regio af te zetten, kan de import van andere eiwitbronnen worden terug gedrongen, zodat regionale kringlopen worden gestimuleerd;
  • Door raffinage komt er minder stikstof èn fosfor in de mest. Dit geeft mogelijkheden voor minder mestafzet en betere bedrijfsontwikkeling. Zeker met de derogatie die ter discussie staat, biedt dit een welkome kans;
  • Als fosfor in de toekomst een kostbaar mineraal wordt dat zich in overmaat in de kringloop bevindt, kan Grassa het hieraan onttrekken en tot waarde brengen.

Proefopstelling grasraffinage op KTC ZegveldTechnische uitvoering grasraffinage

In de huidige Grassa-werkwijze gaat een mobiele grasraffinage de melkveebedrijven langs, vergelijkbaar met mestscheiding. Omdat de aanvoer vers gras vereist, zal er voortdurend gras moeten worden aangeleverd met een vergelijkbare opzet als grazen (frontmaaier en opraapwagen). Bij eigen machines en werktuigen is dit eerder haalbaar dan in de situatie waarbij een loonwerker wordt ingeschakeld.

Alternatief kan een regionale raffinage-opstelling zijn, waarbij gras van de melkveehouders in de regio kan worden aangevoerd. Hiermee kan de machine ook groter worden met een hogere capaciteit.

Praktisch haalbaar?

Om het voor de melkveehouder praktisch haalbaar te maken, gaan we een aantal vragen verder uitwerken en onderzoeken:

  • Wat zijn de kosten van grasraffinage op jaarbasis bij grootschalige inzet?
  • Kan door raffinage op een melkveebedrijf een seizoenoverschot aan graseiwit op een ander moment worden benut?
  • Hoe smakelijk is het eiwitarme vezelproduct voor de melkkoeien en wat is de invloed op de gezondheid en melkproductie?
  • Wat brengen de hoogwaardige raffinageproducten op? De opbrengst kan zijn direct zijn door verkoop of indirect door het sluiten van een regionale kringloop.

Meer weten?

Bel of mail naar Teus Verhoeff, 0647 155 573, teus@proeftuinveenweiden.nl of Wim Honkoop, 0613 522 542, w.honkoop@ppp-agro.nl

Wat zit er onder je zeil?

Het stalseizoen biedt de pilotbedrijven in Proeftuin Veenweiden de kans om het melkveerantsoen te optimaliseren. Je weet immers precies wat je voert zonder dat je afhankelijk bent van de kwaliteit en de gehaltes van vers gras. Maar in de praktijk valt dit toch niet helemaal mee… Want wat zit er onder je zeil?

Ruw eiwit

Om stikstof verliezen te voorkomen en zo de ammoniakuitstoot te beperken, sturen we bij de pilot bedrijven bewust op het ruw eiwit gehalte in het rantsoen. Hoe meer eiwit er in het rantsoen zit, hoe minder efficiënt de koeien zijn en hoe lager de benutting is. Daarom streven we ernaar om het ruw eiwitgehalte in het rantsoen niet boven de 15% uit te laten komen.

Balans tussen bestendig en onbestendig eiwit

Het eiwit in het rantsoen bestaat uit bestendig darmverteerbaar eiwit (DVE) en uit onbestendig pens afbreekbaar eiwit. De verhouding tussen energie en eiwit in de pens wordt weergegeven door de OEB (onbestendig eiwit balans) in het rantsoen. Wanneer deze te hoog is, wordt niet al het eiwit wat op pensniveau beschikbaar komt, benut. Een goede verhouding tussen DVE en OEB in het rantsoen is dus belangrijk voor een efficiënte benutting. Een optimale eiwit benutting wordt bereikt wanneer er in het rantsoen 90 gram DVE per 10 OEB zit.

Grasrantsoen

De grootse uitdaging bij rantsoenen die voornamelijk uit gras bestaan, is het realiseren van een goede verhouding tussen DVE en OEB. Volgens Eurofins Agro hadden de gemiddelde voorjaarskuilen van 2016 gemiddeld een DVE van 65 g/kg ds en een OEB van 41, ofwel ongeveer 16 DVE per 10 OEB in plaats van 90. Dit moet dus gecorrigeerd worden met andere voedermiddelen. Dat is lastig als je rantsoen grotendeels uit gras bestaat, zoals in het Veenweidengebied het geval is. De totale hoeveelheid eiwit is dan wel voldoende, maar de verdeling tussen pens en darm verteerbaar eiwit is niet optimaal. We zullen dus aan een andere eiwitsamenstelling in het gras moeten werken.

Sturen op bestendig eiwit

Hoe kunnen we het eiwittype in de graskuil beïnvloeden? Spelen behalve het droge stof percentage misschien ook het maaistadium en de hoeveelheid en type kunstmest een rol? Komend jaar experimenteren de deelnemers aan de Proeftuin met deze inzichten en ideeën om met elkaar te ontdekken hoe je tot een betere graskuil en hogere benutting komt.

Dick Jan Koster, adviseur Proeftuin Veenweiden

Mijn naam is Dick Jan Koster. Als adviseur van PPP-Agro Advies begeleid ik vanuit Proeftuin Veenweiden een drietal melkveehouders uit de pilotgroep bij de ontwikkelingen en innovaties op hun bedrijf. Ik denk met hen mee over hoe zij hun vakmanschap kunnen vergroten en wat er nodig is om de doelstelling van de Proeftuin te behalen. 

Inmiddels ben ik ook betrokken bij de 2e fase van het project, het werven van 90 veehouders die samen met de 10 pilotbedrijven ook aan de slag gaan in de Proeftuin Veenweiden. Samen met LTO zijn er een aantal bijeenkomsten georganiseerd, waarbij we uitleg geven over de Proeftuin.Wat doen we en wat betekent het voor jou; als melkveehouder, vakman en ondernemer?

Op 22 november verzorgde ik samen met pilotboer Richard Korrel uit de Ronde Hoeppolder bij Ouderkerk a/d Amstel een Proeftuin-presentatie in Nigtevecht. In het 1e deel gaf ik de algemene info over de opzet en doelstelling van de Proeftuin. In het 2e deel nam Richard het woord en vertelde over de praktische invulling op zijn bedrijf. Door deze aanpak, met concrete verhalen uit de praktijk, zijn een aantal geïnteresseerde veehouders overtuigd en hebben zich aangemeld voor de Proeftuin.

Tijdens die avond werd ik verrast door de vraag van een aanwezige veehouder. In de presentatie zit een afbeelding van een schaatswedstrijd (marathon) met een kopgroep en een peloton erachter. Er is uitgelegd dat de kopgroep bestaat uit de 10 pilotveehouders en dat er 90 veehouders kunnen aansluiten. De vraag van de veehouder was echter waarom er de laatste jaren minder goed geschaatst kon worden in de Ronde Hoeppolder…. Gelukkig kon Richard een adequaat antwoord geven! Minder strenge winters de laatste jaren en meer stromingen in de polder zodat de sloten minder snel dichtvriezen. We zijn van alle markten thuis…..

 

Grip op bodemmineralisatie

Hoe krijgen we meer grip op de mineralisatie van stikstof uit de bodem en de opname door gras? Kunnen we sturen op stikstofmineralisatie met bodemmanagent, bemesting, gras, kruiden of onderwaterdrainage? Belangrijke vragen, waar we met een aantal praktijk- en inhoudsdeskundigen dieper op in zijn gegaan tijdens de themamiddag van Proeftuin Veenweiden op 15 november jl.

Beter benutten

Gekeken is naar de mineralisatie uit veen en de benutting in gras. De mineralisatie van stikstof uit veen is misschien wel hoger dan 500 kg N per ha per jaar, maar we benutten er gemiddeld maar 250 kg N per ha van met de teelt van gras. De rest gaat verloren en draagt wel bij aan inklinking van het veenweidegebied. Het is als rijden met een auto met een gat in de brandstoftank; autorijden levert sowieso al uitsloot van broeikasgassen op, maar door het gat in de tank verliezen we ook nog veel brandstof zonder dat we het benutten. In het project willen we enerzijds het gat in de brandstoftank dichten en aan de andere kant zorgen dat de auto zuiniger gaat rijden met een betere benutting. Daarvoor gaan we inspelen op de mineralisatie met bemesting en graslandmanagement, en tevens proberen te sturen op de mineralisatie.

Resultaten van onderzoek en tips voor de praktijk

Tijdens de bijeenkomst liet Jeroen Pijlman, onderzoeker van het Louis Bolk Instituut, zien dat aan de hand van een uitbreide data-analyse de stikstofopname van gras voorspeld kan worden. In tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt, ligt de hoogste opnamen van stikstof niet in het najaar maar rond half augustus. Met de deelnemende veehouders willen we nu gaan kijken of we dit kunnen gebruiken voor een voorspellende tool. Tevens lieten Nick van Eekeren en Michel de Haan de eerste cijfers zien van sturen op mineralisatie in veenweidebodem middels carbonaat- en sulfaatmeststoffen, extract van compost en kruiden. Het blijkt dat carbonaatmeststoffen de mineralisatie stimuleren en sulfaat meststoffen de mineralisatie remmen. Het extract van compost lijkt bij toediening in het voorjaar het hele seizoen extra mineralisatie te geven. Wim Honkoop en Sander Heikoop van PPP-Agro Advies gaven aan dat temperatuur een grotere invloed heeft op mineralisatie dan vocht. Door het vochtgehalte in de bodem te veranderen kun je temperatuur sturen. Uit de presentatie van Leo Joosten van ORG-ID blijkt dat met drukdrains afgelopen weideseizoen extreme waterpeilen zijn voorkomen. Bruikbare resultaten en inzichten waar we mee verder kunnen!

Werf in december nog mee voor deelnemers aan de proeftuin!

We zoeken nog melkveehouders die willen meedenken en meedoen aan maatregelen voor optimale bedrijfsvoering.

De werving van deelnemers aan de proeftuin is nog in volle gang. En met nog 5 geplande LTO bijeenkomsten te gaan, verlengen we de aanmelddatum tot eind december. Want op deze bijeenkomsten presenteert de proeftuin zich, en vertelt één van de pilotboeren over zijn persoonlijke doelstellingen, kansen en wat het hem ook al heeft opgeleverd. Dat geeft tenslotte het beste beeld van wat deelname aan de proeftuin voor je bedrijfsvoering kan betekenen. Vanaf januari worden dan de definitieve groepen samengesteld en gaan de teams met elkaar aan de slag. De aanmeldteller staat nu op 50…. Werf mee voor de 90 die we in totaal zoeken. Vertel over de proeftuin in uw contacten met melkveehouders en verspreid de wervingsfolder. Want deelname aan de proeftuin gun je iedereen!

Contactpersoon:
Teus Verhoeff, mobiel: 06-47155573, e-mail: teus@proeftuinveenweiden.nl


Download de wervingsfolder

Vooruitboeren; aan de slag in Proeftuin Veenweiden

In Proeftuin Veenweiden gaan melkveehouders aan de slag met maatregelen die ammoniak reduceren en een beter bedrijfsresultaat opleveren. Dat laatste is belangrijk om ook op de lange termijn het bedrijf overeind te houden. ‘Vooruitboeren’ heet dat.

De melkveehouders in de proeftuin willen allemaal vooruitboeren en dat gaan ze doen door ‘slim’ ammoniak te reduceren. Slim staat voor: uitgeteste maatregelen, gebaseerd op degelijk onderzoek en bewezen succesvol, die niet alleen milieuwinst opleveren maar ook financieel een beter resultaat. Wat dat concreet betekent gaan we in de komende jaren zien. De 10 pilotboeren gaan nieuwe maatregelen uittesten en meedoen aan onderzoek, de 90 teamgenoten mogen de krenten uit de pap op eigen bedrijf gelijk toepassen!

Lees meer in het persbericht: Gezocht 100 boeren die ammoniakprobleem Veenweiden oplossen!

Ammoniakreductie via het voerspoor

Mts. Korrel, één van de tien pilotbedrijven van Proeftuin Veenweiden, is actief aan de slag met de doelstelling om 25% reductie te realiseren op zijn ammoniakproductie. Eén van de actiepunten voor Richard Korrel is om een lager ruw eiwitgehalte in het totale rantsoen te realiseren. Met veel (vers) gras in het rantsoen en het streven naar een optimale melkproductie per koe, is dit een lastige opgave.

Voor de komende tijd betekent het dat in overleg met hun eigen veevoeradviseur wordt bekeken hoe dit is te realiseren met het ruwvoer dat momenteel aanwezig is. Omdat er een ruwvoertekort is op het bedrijf (niet zelfvoorzienend) zal er wat aangekocht moeten worden. De vraag is of dit snijmais, (gras)zaadhooi of stro, kuilgras of een ruwvoerbrok moet worden. Ook de kosten wegen mee in de keuze, maar uiteraard is een optimale eiwitbenutting belangrijk. Een deel van het tekort zal (net als voorgaande jaren) opgevuld worden met snijmais.

Maar omdat er meer koeien lopen dan vorig jaar, is het de vraag of er voor de droge koeien een ander rantsoen gemaakt moet worden: met stro en brok is het over het algemeen makkelijker een rantsoen op de eiwitnorm te maken dan met kuilgras. Vraag is echter: wat is het eiwitgehalte van het aan te kopen kuilgras en wat zijn de kosten van beide voedermiddelen? Dit zal met elkaar vergeleken worden, zodat de keuze makkelijker wordt.

Belangrijk is dat er overleg is met de adviseurs en de ondernemers zodat de doelstellingen en wensen gezamenlijk bekend zijn en uiteindelijk tot het beste resultaat gekomen kan worden: op naar een verlaging van 168 naar 155 gram ruw eiwit in het totale rantsoen van de veestapel. Hiermee wordt dan niet alleen een ammoniakreductie behaald, maar ook een BEX-voordeel. En dat kan weer mooi meegenomen worden in verschillende berekeningen van het mestbeleid.

>> Bedrijfspagina van deelnemer Richard Korrel