Gewoon Lekker Boeren

Daar ging het op 4 oktober over tijdens de vakdag op KTC Zegveld. Want ook al moet de melkveehouderij door regels, rechten en klimaat sneller kunnen schakelen dan ooit; we willen vooral ook ‘Gewoon Lekker Boeren’! De vakdag was hét moment om energie en kennis op te doen voor eigen vakmanschap en werkplezier.

Expert- en Praktijksessies

In de ochtend stonden er diverse inhoudelijke sessies gepland met cijfers en grafieken over klimaatverandering en duurzaamheidsprogramma’s. In de middag waren er workshops over praktische onderwerpen die van belang zijn om gewoon lekker te kunnen blijven boeren. Er waren bemestingsdemo’s, en workshops die dieper in gingen op het sleepvoetverbod, onderwater drukdrainage, kruiden, simpel beweiden en rantsoenen met minder eiwit. Iedere boer die deze workshops heeft gevolgd heeft nu tools in handen om ‘gewoon lekker te boeren’.

Werk maken van klimaat

De ochtend begon met voormalig weerman van RTL4, Reinier van den Berg. Voor hem is er geen twijfel aan dat door de broeikasgassen CO2, methaan en lachgas de aarde opwarmt. Hierdoor stijgt de zeespiegel en smelten de gletsjers in de Alpen. De Rijn is een smeltrivier. Er zal in de toekomst bij lange droge perioden dus minder water aangevoerd worden vanuit de Rijn. Dit maakt beregening veel lastiger, maar het grootste probleem zit in een lage aanvoer van zoetwater waardoor het zoute water verder landinwaarts trekt. Noodzaak dus om in actie te komen en ons steentje, als landbouwsector, bij te dragen aan het beperken van de klimaatverandering.


Reinier: ‘Het klimaat verandert echt, en sneller dan wij denken’

Duurzame voedingsindustrie

Klaas Jan van Calker van Unilever ging vervolgens in op duurzaamheidsprogramma’s van de voedingsindustrie. Speerpunten hierbij zijn verminderen van broeikasgassen, minder waterverbruik en minder afval. In Nederland hebben we de klimaatmodule in de kringloopwijzer die laat zien wat de CO2 footprint is. In het buitenland hebben ze soortgelijke programma’s. In Ierland de Carbon Navigator en in Amerika het programma Smart Farm. Allen gericht op het verlagen en in kaart brengen van de CO2 footprint. Belangrijk dus om hier als Nederlandse landbouw in voorop te blijven liggen.

Dagvoorzitter Barend Meerkerk sloot het ochtendprogramma af met praktische tips voor de melkveehouder, het advies om ‘negatievelingen’ te mijden en een uitnodiging voor de lunch.

Na de lunch was het tijd voor de praktische workshops waaruit men kon kiezen en die misschien wel oplossingsrichtingen boden om in te spelen op het veranderende klimaat…

Deskundig bemesten

De workshop ‘Deskundig Bemesten’ werd door Sjon de Leeuw en Gerard Michels verzorgd. De grote vraag is: Hoe gaan we deskundig bemesten na het sleepvoetverbod? Zoals Sjon aangaf:


Sjon: ‘Het wordt er niet gemakkelijker op, maar mogelijkheden zijn er wel degelijk!’

Gewoon lekker boeren

Daarvoor werden verschillende technieken gedemonstreerd. De sleufkouter liet zien dat bij een gift van 10m3 per ha een sleufje van 1 cm diep genoeg is. En bij een gift van 30m3 per ha een sleufje van 3-3,5 cm diep voldoende is, afhankelijk van de koutervorm. Er was ook een sleepslang combinatie met sleepvoet. Dit is volgend jaar alleen toegestaan bij het toedienen van twee delen mest met minimaal één deel water. Vergunning hiervoor moet via ‘Borgingstechniek’ tot stand komen. De pulse track techniek genoemd in de landbouwvisie van minister Schouten is nog niet klaar voor de praktijk en kon dan ook niet worden gedemonstreerd.

Grondwater op peil

Karel van Houwelingen gaf de workshop ‘Grondwater op Peil’ waarbij hij dieper inging op peil-gestuurde drukdrainage. Hierbij wordt er door middel van een pomp put het peil in het perceel gestuurd. Door deze manier van onderwaterdrainage lijkt het erop dat er flinke reductie van bodemdaling plaatsvindt, maar dit is verder nog in onderzoek.

Complexe grasteelt

Bij het proefveld waar verschillende mengsels met smalle weegbree worden onderzocht, was de workshop over het in- en doorzaaien van kruiden onder leiding van Nick van Eekeren (Louis Bolk Instituut). Hier en daar kwamen sceptische geluiden naar voren, maar duidelijk werd wel dat de toekomst een stuk kruidenrijker zal zijn dan nu het geval is! Klavers, smalle weegbree en chicorei zijn voorbeelden van kruiden waarbij de opbrengst juist stabieler wordt en misschien wel voor meer smakelijkheid en gezondheid in het rantsoen kan zorgen. Smalle weegbree heeft ook de eigenschap als nitrificatieremmer waardoor er minder stikstof verloren gaat.


Nick: ‘Zie kruiden in grasland als een kans?’

Kruiden zorgen voor meer biodiversiteit, droogteresistentie, stikstofbinding en ze zijn gezond voor het vee. Vragen over kruiden zijn er veel en er wordt momenteel veel onderzoek naar gedaan.

Vakbekwaam voeren

In de loods verzorgde Dirk van de Heuvel de workshop ‘vakbekwaam voeren’. Belangrijk in grasrijke rantsoenen is het eiwit te drukken, de kwaliteit van het eiwit te verbeteren (darmverteerbaar) en voldoende energie in de pens te brengen om het penseiwit te benutten. Eiwitrijke kuilen zijn in grasrijke rantsoenen erg moeilijk te compenseren met alleen eiwitarm krachtvoer. Daar komt meer bij kijken. Dit geldt helemaal voor herfstgras. Deelnemers waren in de gelegenheid hun verse herfstgras door Migrain met behulp van NIRS direct te laten onderzoeken. Aan het einde van de dag kregen ze de uitslag mee naar huis. Hieruit bleek wel dat er eiwit genoeg in het herfstgras zit!

gewoonlekkerboerenSimpel beweiden

De workshop ‘Simpel beweiden’ werd verzorgd door Bert Philipsen en Wim Honkoop. Nieuw Nederlands Weiden stond hierbij centraal. Blijven roteren en in het najaar de complete huiskavel in het beweidingsplatform meenemen en iedere dag een ander perceel aan de koeien geven. Belangrijk bij herfstgras is niet met te lang gras inscharen!

Kortom een innoverende dag om aan de slag te gaan met ‘gewoon lekker te boeren in een nieuw klimaat’.

 

De vakdag werd mede mogelijk gemaakt door

Partners Gewoon Lekker Boeren

Smalle weegbree produceert 3x zoveel onder droogte

De oogst van de proefvelden op KTC Zegveld laten het zien: smalle weegbree produceert onder droogte beter dan Engels raaigras. Zorg je voor een mengsel van gras en smalle weegbree, dan biedt dat perspectief om te weiden in periode van droogte. En dat levert weer een mogelijke besparing op voerkosten op. Een van de inzichten uit het onderzoek van Proeftuin Veenweiden naar de opbrengsten, voederwaarden en bodemstikstofgehalten van smalle weegbree op veen.

Proefvelden met diverse samenstelling

Tot en met 4 september 2018 werd in vier sneden 3,1 ton droge stof per ha meer geoogst van proefveldjes met smalle weegbree veldjes ten opzichte van Engels raaigras. Van de veldjes, gelegen op veengrond van KTC Zegveld, waar 100% smalle weegbree was ingezaaid werd totaal 11,2 ton droge stof per ha geoogst en van de veldjes met 100% Engels raaigras werd in totaal 8,1 ton droge stof geoogst.

Cumulatieve droge stof opbrengst velden smalle weegbree, Engels raaigras en mengsels in 2018, 1e jaar na inzaai op veengrond

 

De veldjes werden in het najaar van 2017 ingezaaid, en zijn sindsdien nog niet met stikstof bemest. De veldjes werden ingezaaid als 100% smalle weegbree, 66% smalle weegbree aangevuld met Engels raaigras, 33% smalle weegbree aangevuld met Engels raaigras, of als 100% Engels raaigras zonder smalle weegbree. Dit was gedaan door 30 kg graszaad van BG3 per ha te nemen en dit aan te vullen met 0, 3,3 of 6,6 kg smalle weegbree zaad per ha voor de 0, 33 en 66% smalle weegbree. Veldjes zonder gras waren ingezaaid met 10 kg smalle weegbree zaad per ha.

Voorjaarsgroei en droogteresistentie

Smalle weegbree komt in het voorjaar later op gang dan gras, en is droogteresistenter dan gras. Het aandeel smalle weegbree ten opzichte van gras in de mengsels varieerde daardoor dan ook door het seizoen. De mengsels waren in het voorjaar meer gedomineerd door gras, terwijl dit tijdens de droge zomermaanden andersom was. In de eerste snede produceerde 100% gras tot wel 2,1 ton droge stof per ha meer dan smalle weegbree. Maar tijdens de extreem droge zomermaanden gaf de smalle weegbree tot 3x meer droge stof opbrengst dan gras. Een mengsel met gras en smalle weegbree kan daarom interessant zijn om toch te kunnen weiden tijdens perioden van droogte en eventueel op extra voeraankopen te besparen.

Insecten en voederwaarde

Een ander verschil met gras is dat smalle weegbree het hele seizoen door kan bloeien. Dit betekent dat smalle weegbree in vergelijking tot gras vaker insecten zoals bijen kan aantrekken, en dat door de bloeiwijze de voederwaarde van smalle weegbree vaak wat minder hoog uitkomt dan van gras. Op melkveebedrijven op veen met veel gras kan dit gunstig uitpakken, omdat het gras hier doorgaans een overmaat aan eiwit voor de koeien bevat.

Meer weten?

Mail naar Nick van Eekeren (n.vaneekeren@louisbolk.nl) of Jeroen Pijlman (j.pijlman@louisbolk.nl)

 

Statenleden Zuid-Holland op agrisafari bij Jaco Kastelein

Een nieuwe stal op steenworp afstand van het Natura 2000 gebied de Nieuwkoopse Plassen. Hoe ga je dan om met ammoniakemissie, waterkwaliteit en bodemdaling? Dat wilden de statenleden van Provincie Zuid-Holland graag horen van Jaco Kastelein, pilotboer in Proeftuin Veenweiden.

Een gesprek in een ligboxenstal is altijd interessanter dan in de keuken, maar als er in een paar uur tijd meer dan 50 mm regen naar beneden komt op een golfplaten dak, dan kom je er gewoon niet meer boven uit. Dat overkwam Jaco Kastelein op 5 september toen elf statenleden van de Provincie Zuid-Holland bij hem op werkbezoek kwamen, een zogeheten agrisafari. Op weg van de stal naar de keuken werden trouwens meerdere snelheidsrecords verbroken…

Ontwikkelruimte en ondernemerschap

De statenleden waren benieuwd naar het melkveebedrijf van Jaco en zijn nieuwe stal, maar nog meer naar zijn motieven om zijn bedrijf verder te ontwikkelen, ook al staat dat op steenworp afstand van het Natura 2000 gebied, de Nieuwkoopse Plassen. Om te beginnen liet Jaco weten dat het meest belangrijk in zijn bedrijfsvoering is: gezonde koeien, verantwoord produceren en continuïteit. Om dat te realiseren is een ‘normaal’ inkomen een vereiste! Vooral dat laatste gaf de nodige stof tot discussie. Iedereen is het daar mee eens, maar het blijft even zoeken wie daarvoor moet zorgen…

Succesvol ammoniak reduceren

In de veenweiden komt de melkveehouderij voor de nodige uitdagingen te staan, waaronder de ammoniakemissie, waterkwaliteit en bodemdaling. Jaco liet aan de hand van cijfers zien dat hij, vóórdat hij aan de Proeftuin Veenweiden meedeed op zijn bedrijf tussen 1980 en 2015 meer dan 70% aan ammoniakuitstoot heeft gereduceerd! Met de komst van de sleepvoet (in plaats van bovengronds uitrijden) en de ammoniakarme stal zijn grote stappen gemaakt. Maar zeker ook de verlaging van de kunstmestgift (van 300 kg naar minder dan 100 kg KAS per ha) en het matigen van eiwitrijk (kracht)voer hebben veel bijgedragen. Met de Proeftuin Veenweiden heeft Jaco vanaf 2015 nog eens 19% reductie weten te behalen. Dat gaf aanleiding tot enige uitleg. Met name het verdunnen van drijfmest en minder jongvee hebben flink geholpen.

Focus op voeding

Nu heeft Jaco ingezet op een volgende stap in de voeding. Dat moet, zeker met hulp van de voerleverancier met minder eiwit kunnen. De bezoekers waren onder de indruk van de inzet en bevlogenheid waarmee Jaco zijn bedrijf toekomst wil geven en door blijft gaan om op een duurzame manier te produceren. Alle aanwezigen waren het er over eens dat deze manier van ondernemen een betere beloning verdient door de consument en de maatschappij. Het zou jammer zijn als een volgende stap niet door kan gaan als gevolg van een te lage melkprijs…

Lees meer over het bezoek in de Nieuwe Oogst:

5sept bezoek statenleden Jaco Kastelein

4 oktober: Gewoon lekker boeren

Proeftuin Veenweiden organiseert samen met partners op 4 oktober de dag: Gewoon lekker boeren. Met plezier boeren en scoren op alle fronten, dat is waar we voor gaan; of het nu gaat om bemesten, beweiden, voeren of een kruidenrijk menu voor de koe. Het veranderende klimaat en reductie van CO2 en ammoniak stellen wel andere en nieuwe vragen aan ons vakmanschap. Maar met z’n allen doen en kunnen we veel! Die kennis en ervaring over goed vakmanschap, willen we graag op 4 oktober delen. Zodat we met elkaar het maximale in huis hebben om ‘gewoon lekker te boeren’.

Het volledige programma voor deze dag kunt u lezen in de uitnodiging voor deze dag:

> Download uitnodiging ‘Gewoon lekker boeren’ op 4 oktober


Datum: 4 oktober

Tijd: van 10.00 tot 15.30 uur

Programma: van 10.00 tot 12.00 Expertsessies; 13.00 tot 15.30 Praktijksessies

Aanmelden: Aan deze dag zijn voor u geen kosten verbonden. Omdat we voor u als deelnemer een lunch verzorgen, is het wel van belang te weten of u komt. Opgeven kan door een mail te sturen naar: t.verhoeff@ppp-agro.nl

Locatie: Proefboerderij Zegveld, Oude Meije 18, 3474 KM Zegveld


Uitnodiging 4 oktober Gewoon lekker boeren

Pilotboer en producent enthousiast over experiment met AMFA in drijfmest

Pilotboer Jaco Kastelein wil alles proberen om de ammoniakuitstoot uit drijfmest te verminderen en meer stikstof voor de plant beschikbaar te krijgen. Het nieuwe toevoegmiddel AMFA lijkt daar aan bij te dragen, bleek uit een eerste bedrijfsexperiment. Reden genoeg om hier vanuit Proeftuin Veenweiden een vervolg aan te geven.

Beluchten van drijfmest

Als pilotboer was Jaco vorig jaar betrokken bij een kleinschalig experiment met het beluchten van drijfmest. De veronderstelling was dat in de put met beluchting minder ammonium-stikstof zou zitten waardoor er minder vervluchtiging zou plaatsvinden en er dus meer stikstof zou overblijven. Helaas konden in de mestmonsters geen noemenswaardige verschillen worden ontdekt. Gelukkig heeft Dairy Campus een verkennend onderzoek gedaan naar het effect van het beluchten van drijfmest. Daarin zien we wel degelijk effect van het beluchten van drijfmest.

Experiment met AMFA

Dit jaar kwam Jaco het bedrijf Agri Minerals op het spoor, producent van het toevoegmiddel AMFA (Agri Minerals Fertilizer Additive). Ze wilden graag in een kleinschalig bedrijfsexperiment investeren. Op 9 april is aan een put van 820 kuub drijfmest ruim 4.100 liter AMFA toegevoegd. De put is vooraf en tijdens het toevoegen goed gemixt, evenals 14 dagen erna. In een tweede vergelijkbare put is geen toevoegmiddel toegevoegd. In het experiment is de mest van beide putten en het effect op de graskwaliteit met elkaar vergeleken:

  • Eind mei (na de 1e snede) is op dit perceel 27 kuub drijfmest per ha aangewend; op één helft van het perceel is drijfmest zonder en op de andere helft drijfmest met AMFA aangewend.
  • Van beide helften van het perceel zijn vers-gras-monsters genomen van de 2e snede, waarvan de resultaten in de tabel hieronder zijn weergegeven. Opvallend zijn de positieve verschillen in VEM, RE, DVE en suiker van het perceel waarop drijfmest met AMFA is aangewend.
Tabel: Het resultaat van de vers-gras-monsters

Tabel: Het resultaat van de vers-gras-monsters

Kansrijk perspectief

Omdat het niet is gelukt om van beide putten mestmonsters te nemen, wordt het experiment volgend jaar voortgezet. Daarbij wordt niet alleen de samenstelling van de mest nauwkeurig gevolgd, maar ook de opbrengsten van de 1e, 2e en 3e snede. De veronderstelling is dat er als gevolg van AMFA in verhouding meer organisch gebonden stikstof in de mest aanwezig is, die niet vervluchtigt en in de loop van het groeiseizoen beschikbaar komt.

Borgen van voldoende verdunning

In 2019 moeten sleepvoetmachines uitgerust zijn met een borgingssystematiek die waarborgt dat de verdunning minimaal 33% is. En bovendien voldoen aan de eisen van NVWA/LNV. Zo’n systeem vraagt een investering van zo’n € 10.000,- Proeftuin Veenweiden is op zoek naar een goedkopere variant.

Eigentijds Voeradvies

Bovenstaande kop was de ondertitel van de presentatie gehouden op een drietal avonden georganiseerd door de Proeftuin Veenweiden, waaraan ook Friesland Campina een bijdrage leverde.

De aanleiding is de actualiteit rondom het verlagen van de ammoniakemissie in de veengebieden, de nieuwe regels rondom grondgebondenheid en eiwit van eigen land, het broeikasgasvraagstuk en de vaststelling dat managementmaatregelen soms op het ene onderwerp een positief effect hebben en op het andere onderwerp een negatief effect. Dan is de vraag: Hoe vinden we de balans en hoe zorgen we ervoor dat we alle punten samen brengen? Onder eigentijds voeradvies verstaan wij een advies gericht op een gezonde koe waarbij rekening wordt gehouden met de eerder genoemde onderwerpen. En dan is het meestal niet mogelijk om overal een 10 op te scoren, maar kan het verstandiger zijn om voor gemiddeld een 7/8 te gaan.

Allereerst is een goede eiwitbenutting van groot belang. Aandachtspunt daarbij is het getal RE/kVEM wat u kunt vinden op het voedingsoverzicht in de Kringloopwijzer. Met name bij weidegras liggen hier kansen en mogelijkheden. Speerpunt hierbij is: energie, energie en nog eens energie voeren. Zorg ervoor dat u mogelijkheden heeft om op energie en eiwit te sturen. Met andere woorden: een goede benutting van het ruwvoer dat u zelf op het erf heeft. Onze stelling is: Gras, het groene goud! Maar om dat goud te laten blinken is het wel nodig om actief met bemesting en rantsoensamenstelling bezig te zijn. Een lager ruw eiwit in het rantsoen heeft een positief effect op ammoniakemissie, % eiwit van eigen land en methaanemissie. Minder jongvee houden is ook positief op deze punten.

Een nieuw onderwerp wat gaat spelen is de beperking van de uitstoot van broeikasgassen, n.l. koolstofdioxine, lachgas en methaan. Deze verschillende broeikasgassen worden met elkaar vergeleken door om te rekenen naar CO2-equivalenten. Nu nog een vrij onbekend woord, maar dat gaat snel veranderen. Ook de landbouw krijgt in de klimaatonderhandelingen een opdracht. Bij het fermentatieproces in de pens van een koe wordt er methaan geproduceerd. Met het gericht inzetten van voedermiddelen is het mogelijk om dit te reduceren, terwijl we ook moeten accepteren dat dit nu eenmaal een natuurlijk proces bij een herkauwer is. Even voor uw beeld: een grasrantsoen met een vrij grove kuil geeft meer methaanemissie dat een rantsoen met een groot aandeel snijmais en pittig gras. Ook hier moeten we met elkaar de balans zien te vinden voor een gezond rantsoen met ruwvoercomponenten die op het bedrijf aanwezig zijn.

De Samenwerking wil zich actief inzetten om in de komende tijd met u van gedachten te wisselen. Eenvoudig zal het niet zijn, omdat het complex is en het met elkaar zoeken is naar balans. En die is op elk bedrijf anders. Dat is uw, onze en onze gezamenlijke uitdaging!

Dirk van den Heuvel, De Samenwerking

De Samenwerking

BLOG: Belonen van prestaties

Proeftuin Veenweiden werkt aan beloningsmaatregelen voor melkveehouders die hun ammoniak-emissie reduceren. Dan gaat het o.a. om een gebiedsgerichte aanpak om de depositie op verzuringgevoelige natuurgebieden te reduceren. En waarbij de individuele resultaten van bedrijven gezamenlijk optellen tot op gebiedsniveau. Hoe zou zo’n gebiedsbenadering kunnen werken?

Emissie en depositie

Uiteindelijk hebben alle inspanningen om de ammoniakemissie te reduceren als belangrijkste doel de verzuring van natuurterreinen te verminderen. Emissiereductie om depositie te verminderen. Hoe dichter bij een verzuringgevoelig natuurgebied die emissie plaatsvindt, hoe groter de depositie. Het is dan ook heel effectief om dicht bij zo’n verzuringgevoelig gebied, zoveel mogelijk emissiebeperkende maatregelen in te zetten. Want dat kan leiden tot forse reducties in depositie en dat kan daarmee ook een forse natuurwinst opleveren.

Toekomstperspectief

Waarom je je als melkveehouder zou inspannen de emissie nog verder (bovenwettelijk) te reduceren? Simpelweg om toekomstperspectief te behouden voor je bedrijf en je collega’s dicht in de buurt van zo’n verzuringgevoelig natuurgebied. Als via gezamenlijke inspanningen de depositie op het natuurgebied daalt, zal het draagvlak voor veehouderij rondom dat natuurgebied stijgen.

Belonen van goed gedrag

Maar van draagvlak alleen kun je niet leven. Gelukkig leiden veel ammoniakreducerende voer- en managementmaatregelen ook tot lagere bedrijfskosten. Ofwel, ze leveren geld op. Bovendien gaan  zuivelorganisaties als Friesland Campina de melkprijs ook mede laten bepalen door het kengetal ammoniakemissie per ha. Maar er kan nog meer om te stimuleren dat melkveehouders dicht bij een natuurgebied extra stappen zetten. Door die extra stap als een dienst te zien, zoals een groene dienst, waarvoor collectieven hun leden ook een vergoeding uitbetalen. Op het juiste moment de mest uitrijden – goede windrichting, lage temperatuur, lage windsnelheid, druilerig weer of regen – zorgt voor veel depositiereductie. Maar die optimale momenten zijn schaars. Dus extra uitrijcapaciteit is nodig om zoveel mogelijk mest onder optimale omstandigheden uit te rijden. En dat brengt extra kosten met zich mee. Daarvoor zou een beloningsstructuur moeten komen. Maar hoe bepaal je de winst van een bepaalde maatregel in termen van depositie zodat je een passende beloning kunt afleiden?

Rekenmodel brengt depositievermindering in beeld

Er is een rekenmodel dat emissie omrekent naar depositie: Aerius. Door Aerius te koppelen aan de uitkomsten van de Kringloopwijzers op de melkveebedrijven rondom een verzuringgevoelig natuurgebied, zijn zowel de individuele als de collectieve bijdragen van melkveebedrijven aan de depositievermindering te berekenen. Het is ook mogelijk om per uitrijmoment te berekenen wat de feitelijke emissie is. Voorwaarde is dat er GPS en een datalogger op de sleepvoetmachine aanwezig is. Door dit te koppelen aan Aerius is ook per uitrijmoment de depositie te berekenen.

Kortom, gebiedsgerichte inzet op depositie verlaging is te monitoren door een koppeling van Kringloopwijzer, Aerius en uitrijdmomenten. En als het te monitoren is, is het ook te belonen!

Gerard Migchels

Kunstmest op veenweidepercelen in zomermaanden overbodig

In de zomer neemt veenweidegras door de hogere bodemtemperatuur dubbel zoveel stikstof op als in de maanden ervoor. In combinatie met een drijfmestgift is dat meer dan voldoende voor een maai- of weidesnede. Kunstmest strooien is dus niet nodig. Beter voor het milieu en de portemonnee. Dat is de conclusie van Louis Bolk Instituut, Nutriënten Management Instituut en Wageningen Livestock Research op basis van gegevens uit Proeftuin Veenweiden.

Hogere bodemtemperatuur, meer eiwit

De stikstof levering uit de bodemmineralisatie komt op gang als de bodemtemperatuur stijgt. Gemiddeld levert een veenweidebodem in maart en april zo’n 10 tot 15 kg stikstof per ha per maand (zie Figuur), terwijl in de maanden juni en juli het gras ruim 30 tot 35 kg stikstof per ha per maand opneemt uit bodemmineralisatie. Voor een maaisnede en zeker voor een weidesnede is dat in combinatie met een drijfmestgift ruim voldoende. Uit de resultaten bleek dat bij giften van 30-35 kg werkzame N nagenoeg gelijke droge stof opbrengsten (bij maaien) worden gehaald als bij hogere giften. Het eiwitgehalte van het gras dan is dan doorgaans hoger dan 180 gram. 30-35 kg zuivere N komt gemakkelijk beschikbaar uit een drijfmest gift van 20 m3 plus de nalevering van de voorjaars drijfmest gift. Voor weide sneden is de stikstof levering uit de bodem in combinatie met de nalevering van de stikstof uit de voorjaarsgift van drijfmest ruim voldoende. Kunstmest strooien is vanaf juli daarom niet interessant op zowel weide als maai percelen. Dit omdat het nog nauwelijks effect geeft op de grasopbrengst terwijl het eiwitgehalte er wel door wordt verhoogd. De koeien kunnen dit hogere eiwitgehalte niet benutten.

Kunstmest op veenweidepercelen in zomermaanden overbodig

Figuur: Gemiddelde maandelijkse stikstof levering uit bodemmineralisatie grasland op veengronden

Bewijs van 200 proefvelden

De onderbouwing van deze conclusie komt van metingen naar het stikstof leverend vermogen van ruim 200 proefvelden gelegen op 13 verschillende locaties in het Westelijk Veenweidegebied in de periode van 1992 tot 2017. Die gegevens zijn verzameld in het kader van het gebiedsgerichte programma Proeftuin Veenweiden en het project Proefpolder Kringlooplandbouw. Het Louis Bolk Instituut, Nutriënten Management Instituut en Wageningen Livestock Research komen gezamenlijk tot deze conclusie na analyse van deze metingen.

Veel stikstof in veenweidebodem

Stikstof is de bouwsteen voor eiwit in gras. Het hoge stikstof leverend vermogen van de veenbodems zorgt voor relatief veel eiwit in het gras en de graskuilen in het veenweidegebied. En zelfs voor een eiwit overschot op de bedrijven met een hoog grasaandeel in het rantsoen. Melkkoeien hebben voldoende aan 150-160 gram ruw eiwit in het rantsoen, mits de VEM/ DVE verhouding klopt. In de zomermaanden komen graskuilen met 180-200 gram ruw eiwit veel voor, en het weidegras is doorgaans nog eiwitrijker.

Veengronden met een kleidek

De gegevens zijn verzameld van pure veenweidepercelen en veenweidepercelen met een toemaakdek, en zijn daarom niet direct vertaalbaar naar bijvoorbeeld veengronden met een kleidek of moerige gronden. In dat geval kan worden teruggekeken naar de toegepaste bemesting en de kuiluitslagen van de afgelopen jaren. Als daaruit blijkt dat het eiwitgehalte structureel (te) hoog was, is het zinvol kritisch te kijken naar de zomerbemesting.

Meer weten?

Mail naar Jeroen Pijlman (j.pijlman@louisbolk.nl)

 

Welke melk ga je leveren?

Een actuele vraag voor elke melkveehouder. Want alle melk is wit, maar de onderlinge verschillen zijn groot: FrieslandCampina levert nu al meerdere melkstromen. Allemaal gericht op een andere markt en met andere eisen aan de productie. Als melkveehouder moet je je dus afvragen wat het beste bij je bedrijf past en een keuze maken…

Tijdens de regiobijeenkomsten van Proeftuin Veenweiden, in samenwerking met FrieslandCampina en De Samenwerking presenteerde Guus van Laarhoven de visie van FrieslandCampina op de veranderende zuivelwereld.

Bekijk de presentatie