Reductie ammoniakuitstoot hard nodig om veestapel te behouden

Deelnemers van Proeftuin Veenweiden steken hun nek uit om het gestelde doel van 25 procent vermindering van de ammoniakuitstoot te behalen. Dat stelt adviseur Barend Meerkerk van PPP-Agro Advies. „De ammoniakwetgeving wordt mogelijk nog lastiger dan de fosfaatwetgeving. De reductie is hard nodig om onze veestapel te behouden.”

Sinds 2015 kon de melkveehouderij fors groeien dankzij de PAS, tot bijna 1,8 miljoen melkkoeien. Als tegenprestatie voor die al ontvangen ontwikkelruimte heeft de landbouwsector beloofd om 10 miljoen kg ammoniakemissie gereduceerd te hebben ten opzichte van het jaar 2013. Dat doel moet in 2030 worden bereikt.

We staan voor grote opgave

Dat duurt nog even, zegt Meerkerk, maar mede door de forse groei van de melkveehouderij is dat doel eerder verderaf dan dichterbij gekomen. „In juli 2017 greep de overheid weliswaar in via de noodgreep van de fosfaatregeling en nam het aantal melkkoeien met ruwweg 90.000 af, maar dat aantal is nog ruim onvoldoende om de resterende reductieopgave van de Duurzame Zuivelketen weg te werken. Die opgave vraagt om nogmaals 290.000 melkkoeien minder.”

Het is dus duidelijk dat boeren met ammoniak aan de slag moeten. Welke maatregelen kunnen zij nemen? Meerkerk: „Dat kan door aanpassingen in het rantsoen (minder eiwit), weidegang, emissiearme stallen en het uitrijden van verdunde mest. We merken binnen Proeftuin Veenweiden dat weidegang en het uitrijden van verdunde mest goed bij de boeren tussen de oren zit, maar dat in het rantsoen nog een hoop winst te halen is. Uit een enquête onder de honderd deelnemers van de Proeftuin is gebleken dat het eiwitgehalte in het rantsoen nauwelijks daalt. Hier ligt een grote uitdaging.”

‘Het is 5 voor 12!’

Boeren kunnen op eiwit in het gras sturen door het toepassen van de juiste bemestingsstrategie en het kiezen van het juiste maaimoment. Bij bemesten is het voor de samenstelling van het gras belangrijk hoe, hoeveel, wanneer en met welk soort er wordt bemest, zegt de adviseur. „Verder moeten we met de mengvoerfabrikanten op zoek naar (kracht)voeders die goed passen bij het grasrijke rantsoen in de veenweiden. Hier ligt nog een flinke kans. Die moeten we pakken, wat ons betreft is het 5 voor 12.”

Binnen Proeftuin Veenweiden wordt gestreefd naar een ruweiwit van 160 in het rantsoen. De pilotboeren gaan samen met de eigen voeradviseur en de loonwerker een plan voor 2018 maken, vertelt Meerkerk. „We moeten met elkaar het verschil maken. We moeten er met zijn allen voor gaan, er zijn wat ons betreft al meer dan genoeg koeien gedwongen afgevoerd!”

Maatregelen met breed effect

In Proeftuin Veenweiden werken melkveehouders en adviseurs nauw samen aan de thema’s ammoniakemissie, waterkwaliteit, broeikasgasemissies en bodemdaling. Daarbij ligt de focus in eerste instantie op maatregelen om de ammoniakemissie te verminderen. Om vervolgens te onderzoeken welke effecten de maatregelen hebben voor de andere thema’s. En dan juist díe maatregelen te kiezen die ook nog een bijdrage leveren aan een of meer van de andere drie thema’s.

Maatregelen inventariseren en doorrekenen

We hebben diverse maatregelen geïnventariseerd en doorgerekend op effectiviteit qua reductie van de ammoniakemissie. Vervolgens is gekeken wat het effect is van de verschillende maatregelen op waterkwaliteit, bodemdaling en broeikasgasemissies. In tabel 1 zijn de effecten kwalitatief weergegeven. Een ‘+’ is dan een positief (wenselijk) effect en een ‘-‘ is een ongewenst effect. De doorgerekende maatregelen hebben sowieso allemaal een gunstig effect op de ammoniakemissie. Dat is ook de basis voor de keus van de maatregelen. Een aantal effecten en maatregelen wordt nader benoemd. Een eerste inschatting is dat verschillende managementmaatregelen ook economisch gunstig zijn, maar daarover een volgende keer meer informatie.

Wat weten we nu?

  • Geen negatief effect voor bodemdaling
    De effecten op de bodemdaling zijn niet in de tabel weergegeven. Geen van de maatregelen heeft een negatief effect op bodemdaling. Maar één maatregel is uitermate gunstig met het oog op bodemdaling.
  • Onderwaterdrainage: over de hele linie positief
    En dat is onderwaterdrainage: 50-75% minder bodemdaling en eenzelfde vermindering van emissies van broeikasgassen. Oorzaak: minder veenoxidatie door hogere grondwaterstanden in de zomer. Onderwaterdrainage is zelfs over de hele linie positief: er is er sprake van iets minder ammoniakemissie en ook een lager stikstofoverschot in de bodem. Het oorzakelijk verband heeft te maken met verbetering van de efficiëntie. Er is minder kunstmest nodig, de kwaliteit van het gras verbetert, de krachtvoergift kan dalen en de koeien kunnen langer weiden.
  • Verdund uitrijden van mest erg perspectiefvol
    Door meer dan 1/3 water t.o.v. mest toe te voegen bij de bemesting met drijfmest, daalt de ammoniakemissie. Hierdoor komt meer stikstof voor de plant beschikbaar en blijft bij droogte de vochtvoorziening beter op peil. Hierdoor is meer gewas te oogsten en kan zelfs op kunstmest bespaard worden. Dit is ook gunstig voor de waterkwaliteit en leidt tot minder energiegebruik (en dus minder broeikasgasemissies). Maar bij bedrijven die mais voeren, leidt deze maatregel tot minder mais bijvoeren. Dit kan juist leiden tot meer methaanemissie en dus een mogelijke stijging van de broeikasgasemissies.
  • Weidegang heeft ook aandachtspunten
    Ook meer weidegang leidt tot minder ammoniakemissie. Maar weidegang leidt veelal wel tot een hoger stikstofoverschot. En daarmee ontstaat een risico voor de kwaliteit van het oppervlaktewater. De broeikasgasemissie kan stijgen doordat meer lachgas (een sterk broeikasgas) kan ontstaan bij weidegang. s. Aan de andere kant kan weidegang leiden tot vervanging van graskuil door weidegras en/of door maiskuil. Hierdoor kan de methaanemissie (ook een broeikasgas) gaan dalen. Daardoor zou de totale broeikasgasemissie weer kunnen dalen. Dit laatste is eerder aan de orde bij intensievere bedrijven dan bij extensieve bedrijven.

Tabel 1: Effect van verschillende maatregelen op de daling van de ammoniakemissie, daling van het stikstofbodemoverschot (als indicator voor de oppervlaktewaterkwaliteit) en de daling van de broeikasgasemissies. ‘+’ is een positief effect; ‘0’ betekent geen effect; ‘-‘ betekent een negatief effect; ‘+/-‘ betekent dat het effect in sommige gevallen positief uit kan pakken en in andere gevallen juist licht negatief.

Effect maatregelen op daling ammoniakemissie, stikstofbodemoverschot en broeikasgasemissies

1 het betreft alleen een kwalitatieve inschatting op het effect, hierin zijn geen kosten meegenomen

Meer weten?

Neem contact op met Michel de Haan (michel.dehaan@wur.nl) of Leo Joosten (joosten@org-id.org)

Is 25% ammoniakreductie haalbaar?

Door maximaal te beweiden, een rantsoen op maat te voeren en de mest met water aan te wenden komen veel bedrijven al flink in de richting van de 25%. Dat geeft perspectief waaraan kan worden gewerkt. Maar er liggen nog uitdagingen genoeg voor de deelnemers van Proeftuin Veenweiden:

  • Hoe hou ik mijn koeien 250 dagen x 8 uur buiten?
  • Hoe kom ik tot een rantsoen van 15% ruw eiwit met veel eigen gras daarin?
  • Hoe voeg ik voldoende water toe bij het uitrijden, ook op de percelen op afstand?

In de afgelopen weken hebben de pilotbedrijven van de Proeftuin Veenweiden met hun begeleiders een plan van aanpak geformuleerd. Voor alle bedrijven is het doel: een reductie van 25% van de ammoniak emissie ten opzichte van 2015. De grote vraag aan tafel was: Is dit haalbaar?

Kringloopwijzer

De Kringloopwijzer geeft een prima indicatie van de ammoniakemissie op bedrijfsniveau. Aan de hand van bedrijfsgegevens in combinatie met emissie-modellen wordt de ammoniak emissie op de verschillende onderdelen van het bedrijf berekend (stal en mestopslag, mestaanwending, kunstmest, beweiding en gewasresten). Het doel is om deze verliezen met 25% te reduceren. In hoeverre dit doel is gehaald, kan worden gevolgd via de Kringloopwijzer.

Meer/minder ammoniak

Je krijgt meer ammoniak als:

  • er een overmaat aan ruw eiwit in het rantsoen zit
  • de mest met urine in aanraking komt

Je krijgt minder ammoniak als:

  • er wordt beweid (dan komen mest en urine niet bij elkaar)
  • de urine in de stal snel wordt afgevoerd (emissie-arme vloer)
  • er eiwit op maat in het rantsoen zit

>> Lees meer over ammoniak

Mestaanwending

Naast de stal en mestopslag is de mestaanwending een grote bron van ammoniakemissie. Bij het aanwenden komt de drijfmest in aanraking met de buitenlucht en kan de ammoniak eenvoudig ontsnappen. Daarom zijn indertijd de wettelijke regels omtrent mestaanwending al aangescherpt, omdat de ketsplaat helemaal een speeltuin voor ammoniak was. Daarom hebben we nu zodebemesters, sleepvoeten, sleufkouters, etc.

Inmiddels heeft zich een extra alternatief aangediend: drijfmest aanwenden met water. Uit onderzoek is gebleken dat bij een verhouding van 2 mest en 1 water de emissie van ammoniak met 40% wordt terug gedrongen! Het water weet de stikstof dusdanig te binden dat het niet als ammoniak de lucht in gaat, maar door de plant kan worden benut.

Plan van aanpak

Om gericht hieraan te werken is een plan van aanpak gemaakt, zodat helder is wat er moet gebeuren. Belangrijk hierbij zijn de erfbetreders:

  • De voeradviseur en de dierenarts als het gaat om het rantsoen
  • De loonwerker als het gaat om mest uitrijden met water

Dat moeten toch interessante gesprekken opleveren aan de keukentafel!

Meer weten over de bedrijfsplan aanpak in de proeftuin?
Bel of mail naar Teus Verhoeff, 064 71 555 73, teus@proeftuinveenweiden.nl

Ruimte voor ontwikkeling

De Proeftuin Veenweiden is gestart. Maar wat is nu precies de meerwaarde van deze proeftuin voor de westelijke veenweidegebieden? De ambities zijn hoog. De hoofdambitie is vooral een forse extra ammoniakreductie via de landbouw. Door dit via slimme maatregelen te doen levert dat voor de melkveehouder geld op. Maar zorgt het ook nog voor betere waterkwaliteit, minder bodemdaling, minder CO2 emissie en meer koeien langer in de wei. En tenslotte leidt een forse afname in de NH3 emissie/depositie in de melkveehouderij tot extra ruimte voor economische ontwikkeling in andere sectoren.

Extra reductie

Het is de ambitie om minimaal 1.5 kton extra ammoniakreductie te realiseren bovenop de (landelijke) afspraken van 10 kton reductie die de landbouwsector al heeft gemaakt. Vertaalt naar het veenweide gebied gaat het dan globaal om 0,5 tot 1 kiloton.

Bedrijfsontwikkeling melkveehouderij

ammoniakreductieVeel voer- en managementmaatregelen die zorgen voor ammoniakreductie leveren geld op in de bedrijfsvoering. Dat kan door lagere kosten, extra grasgroei en/of minder arbeidsinzet. Daarnaast gaat de Proeftuin er voor zorgen dat deze maatregelen ook te gebruiken zijn voor vergunningverlening.

Andere sectoren

Het westelijke veenweidegebied is omringd door bedrijvigheid en verkeerswegen. De havens en de luchthaven hebben de afgelopen decennia een behoorlijke groei doorgemaakt. Ook vindt een overgroot deel van de verkeersbewegingen van Nederland plaats in de Randstad. Deze bedrijven (met groeiambities) en het groeiende aantal verkeersbewegingen zorgen samen met de melkveehouderij voor de stikstofbelasting op natuurgebieden. De Proeftuin heeft ook als ambitie om bij te dragen aan ruimte voor ontwikkeling van andere economische sectoren. Natuurlijk niet voor niets. De inschatting is dat de kosten per kg stikstofreductie in de melkveehouderij fors lager zijn dan in andere economische sectoren.

Ruimte voor ontwikkeling

De Proeftuin wil een concrete gebiedsgerichte aanpak ontwikkelen die het mogelijk maakt om extra inspanningen van een grote groep melkveehouders voor minder ammoniakdepositie ook daadwerkelijk te kunnen belonen. En tegelijker tijd daarmee bijdragen aan extra natuurkwaliteit/minder depositie en aan economische ontwikkeling van andere sectoren. Belangrijke vraag hierbij is de verdeling van de gerealiseerde stikstofwinst tussen natuur en economie. Dit is een spannend en uitdagend traject voor de komende jaren.