We nemen grasmonsters!

De afgelopen weken zijn volop vers-gras-monsters genomen voor de experimenten bij de pilotboeren van Proeftuin Veenweiden. Dit moest gebeuren voor de proeven met de verschillende verdunning van drijfmest, de keuze van het maaimoment en het gebruik van verschillende soorten kunstmest. Hiervoor is zowel een opbrengstmeting nodig (kg ds / ha) als een analyse (VEM, re).

Met een houten frame van 0,5 bij 0,5 meter, een knipschaar, emmer en plastic zakken zijn de grasmonsters genomen. Per proefveld knippen we op 4 plaatsen. Het houten frame gooien we daarvoor willekeurig ergens in het land om niet te sturen op welke plaats we meten.

De eerste metingen waren voor Jan Christiaan Anker:

  • 20 april: opbrengst 3.700 kg ds / ha met 209 ruw eiwit
  • 26 april: opbrengst 3.900 kg ds / ha met 192 ruw eiwit

De week erna heeft hij werkelijk gemaaid; dat monster is nog onderweg.

Metingen

Jan Christiaan - grasopbrenst

Jan Christiaan, maaimoment Grasopbrengst 20/4: 3.700 kg ds per ha

Veel belangstelling voor themamiddag mesttoedienen per 2018

Er moesten flink wat stoelen bij om de ruim 75 geïnteresseerden een plek te kunnen geven in de zaal. Het verbod op de sleepvoet per 2018 leeft duidelijk onder de melkveehouders en loonwerkers. Kernboodschap van de themamiddag van de Proeftuin Veenweiden was dat de sleepvoet kan blijven bestaan door de mest – aantoonbaar – voldoende te verdunnen.

Pilotboeren testen extra verdunnen van drijfmest

Op de Proeftuin Veenweiden pilotbedrijven, van Jaap Schep en Wouter Beukeboom is een proef aangelegd, waarin drie niveaus van verdunning van mest met water met elkaar worden vergeleken:

  • 1 deel water op 3 delen mest (25% water) = normale verdunning van de loonwerker
  • 1 deel water op 2 delen mest (33% water)
  • 1 deel water op 1 deel mest (50% water)

De proef strekt zich uit over ongeveer 9 ha, onderverdeeld in 9 velden van ongeveer 1 ha, die afgebakend worden door sloten en greppels.

drie niveaus van verdunning van mest met water

Over twee snedes wordt de mest in deze drie verdunningen aangebracht. Per snede wordt de hoeveelheid (kg droge stof) en kwaliteit (o.a. VEM en ruw eiwit) van het gras gemeten. Ook wordt een monster van de drijfmest genomen, zodat bekend is hoeveel kg N er per ha wordt verstrekt.

Wat verwachten we?

Gezien eerdere proeven is de verwachting dat een grotere verdunning een betere benutting van de stikstof uit de mest geeft. Dit heeft twee oorzaken:

  • Bij verdunning verdwijnt er minder ammoniak in de lucht, zodat er meer stikstof beschikbaar komt voor de plant.
  • Bij verdunning worden de mineralen beter opgenomen door de plant, zodat er minder kans bestaat op uitspoeling.

Half mei verwachten we de eerste snede. We geven dan graag door welke verschillen er zijn gevonden in graskwaliteit en – kwantiteit tussen de percelen.

 

Koeiendans bij Richard Korrel op eerste lentedag

Maandag 20 maart opende Epke Zonderland de staldeuren van Maatschap Korrel in Ouderkerk aan de Amstel, deelnemer Proeftuin Veenweiden. Het startsein voor het weideseizoen 2017. Schoolklassen en pers konden genieten van de swingende lentekriebels van Richards koeien.

Bodemdaling en onderwaterdrainage in het veenweidegebied

“Verbinden” was het sleutelwoord op 22 februari tijdens de themamiddag bij Proeftuin-pilotboer Arno Plomp. Verbinden van bodemdaling in het veenweidegebied met ammoniakemissie, waterkwaliteit en -kwantiteit. Maar ook met natuur- en landschapsbeheer. En last but not least: toekomstperspectief + verdienmogelijkheden voor de melkveehouderij. Zo’n 25 deelnemers gingen n.a.v. drie presentaties met elkaar in gesprek. Integraal denken en doen is een mooie uitdaging, maar gaat niet altijd vanzelf….

Elke centimeter telt

Marjan Holtman van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (HDSR) trapte af met een presentatie over de noodzaak van een gezamenlijke aanpak om bodemdaling te beperken. Om in de toekomst te kunnen wonen en werken in het veenweidegebied moet er nu gehandeld worden. HDSR wil daarover in dialoog met belanghebbende partijen. Daarbij stelt HDSR voor polderpeilen in de toekomst niet meer volledig te indexeren aan het tempo van de (huidige) bodemdaling. Daar staat tegenover dat HDSR agrariërs en andere belanghebbenden wil faciliteren bij benodigde aanpassingen. Zo faciliteert HDSR momenteel in 2 polders agrariërs die aan de slag zijn gegaan met onderwaterdrainage (OWD). Het is de ambitie van HDSR om in 2050 de bodemdaling met 25% teruggebracht te hebben mét toekomstperspectief voor de melkveehouderij.

Uiteraard leverde dat discussie op. Sommigen waren van mening dat HDSR niet eenzijdig kan afzien van peilindexering. Anderen stonden daar voor open: “mits dat gelijk opgaat met het faciliteren van benodigde aanpassingen en we daar open over in gesprek kunnen”. HDSR kreeg voor dat laatste impliciete lof: “dat was vroeger wel eens anders”. Een belangrijke hamvraag was wie er moet gaan betalen voor de aanleg van onderwaterdrainage? HDSR gaf aan met name te willen bijdragen aan de investeringen van voorlopers én ook te willen faciliteren bij het aanvragen van POP3-subsidies voor onderwaterdrainage. “Maar op den duur is het ook een eigen verantwoordelijkheid”. Daar werd tegen ingebracht dat het tegengaan van bodemdaling een maatschappelijke opgave is en geen boerenopgave: “dat betekent 100% subsidie”. Vanuit de Proeftuin Veenweiden werd aangegeven dat het niet zo zwart-wit hoeft te liggen: “onderwaterdrainage leidt ook tot baten voor de landbouw en wie weet zijn er mogelijkheden om het in te richten als een groen-blauwe dienst” Waarmee feitelijk een voorschot werd genomen op de resterende 2 presentaties. Tenslotte werd nog vanuit de zaal meegegeven dat het waterschap af zou moeten van het dogma van grote peilvlakken: “Gemiddelde drooglegging bestaat niet, ga voor meer maatwerk, daarmee is bodemdaling beter te beperken”.

Precisiewatermanagement met onderwaterdrainage 3.0

Idse Hoving van Wageningen University & Research presenteerde de voorlopige uitkomsten van een experiment met OWD gekoppeld aan een pomp-put (‘drukdrains’), waarmee de grondwaterstand zeer precies kan worden geregeld. Dit experiment op VIC Zegveld is het afgelopen jaar gestart. Er wordt gestuurd op een vast grondwaterpeil van 35-40 cm onder maaiveld. De ambitie is om uiteindelijk te komen tot een zelflerend systeem dat volledig automatisch het grondwaterpeil constant houdt. Uit de eerste resultaten blijkt dat deze versie van OWD (onderwaterdrainage 3.0) kan leiden tot wel 75% vermindering van de bodemdaling én een betere waterhuishouding. Het verloop van de grondwaterstand door het groeiseizoen is veel vlakker dan in situaties zonder of met traditionele OWD. Er zijn ook landbouwkundige baten: minder droogte- en natschade, minder vertrappingsverliezen bij weidegang en een hogere nettoproductie. Door een lager ruw eiwit-gehalte in het nazomergras en vergroting van het aantal weidedagen (ca. 30), zorgt het ook voor een 5-10% lagere ammoniakemissie. Verder neemt ook de CO2-emissie (tot wel 75%) af en verbetert de waterkwaliteit: er mineraliseert immers veel minder veen.

Er waren veel praktische vragen vanuit de zaal. Hoe lang de drain maximaal mag zijn (300 m). Hoever uit elkaar (tussen 4-6 meter afhankelijk doordringbaarheid bodem). Of de pomp extreme droogte en heftige regenval wel aankan (ja). En of de uitslagcapaciteit wel voldoende is (ja). Ook nog een spannende suggestie: maisteelt in veenweidegebieden wordt momenteel als ongewenst gezien, vanwege het sterke effect op bodemdaling. Kan deze vorm van onderwaterdrainage maisteelt weer mogelijk maken?

Verdienen aan bodem, water en lucht?

Debby van Rotterdam (NMI/hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht) ging in op de filosofie van de Proeftuin Veenweiden dat maatschappelijke wensen op het vlak van bodem-, water- en luchtkwaliteit geen bedreiging zijn, maar een kans om aan te verdienen. Naast directe baten voor de agrarische bedrijfsvoering (zie de presentatie van Idse Hoving), liggen er ook potentiële nieuwe verdienmogelijkheden in “integrale beheerpakketten”, een soort “agrarisch natuurbeheer-pakketten”, maar dan niet gericht op weidevogels en slootkanten, maar gericht op waterkwaliteit, bodemdaling, ammoniakemissie en CO2-uitstoot. Dit soort pakketten bestaat momenteel nog niet, maar worden ontwikkeld door NMI, PPP-Agroadvies en Boeren Verstand. Het basisidee is simpel, maar om het ingepast te krijgen in bestaande kaders van het Agrarische Natuur en Landschaps-beheer is nog een heel gedoe als gevolg van Europese regels. Niettemin hebben de initiatiefnemers al de nodige stappen vooruit kunnen zetten. Er liggen ook kansen om “integrale beheerpakketten” direct vanuit waterschappen of andere belanghebbenden financieel te ondersteunen. Het idee is dat collectieven/-agrarische natuurverenigingen dit soort pakketten straks gaan aanbieden aan agrariërs in hun gebied.

Vanuit de zaal werd aangegeven dat de insteek vanuit collectieven aanspreekt. Maar dat de vergoedingen dan wel substantieel moeten zijn. En men is beducht voor ‘administratief gedoe’, waar ook het agrarisch natuurbeheer al van vergeven is….

Excursie Polder Spengen

Vanwege het stormachtige weer, werd de excursie in Polder Spengen afgeblazen. In plaats daarvan werd een filmpje vertoond over de aanleg van de onderwaterdrainage in de polder (“het was nog nooit zo stil”) en beantwoordden Annet van Schie (HDSR) en Gerard Verhoef (agrariër) vele praktische vragen over onderwaterdrainage in polder Spengen.

Proeftuin Veenweiden-teams aan de slag: doordenken en doorpakken

De 10 Proeftuin Veenweiden-teams zijn gestart. Eerst onderling kennismaken natuurlijk, maar ook meteen de diepte in. Tijdens de bijeenkomsten bij de pilotboeren Arno Plomp in Wilnis en Jaap Pronk in Broek in Waterland was er genoeg te zien en te bepraten!

studiegroep Arno Plomp in keuken

Plan van aanpak

Alle teamgenoten hebben hun eigen bedrijfsvoering en hun eigen uitdagingen. Dat varieert van melken met robots, wel/niet beweiden, biologische bedrijfsvoering of in omschakeling naar biologisch en verschillende huisvesting, waaronder een grupstal. Maar allemaal hebben ze te maken met de opgave ammoniakuitstoot te reduceren. Het pan van aanpak wat Arno en Jaap daarvoor hebben gemaakt, is gepresenteerd en besproken. Hun doelstellingen om tot 25% reductie te komen reductie van 25% bestaan o.a. uit verlaging van het aandeel ruw eiwit in het rantsoen (richting 155 g RE), verlagen van het aandeel jongvee richting 4,5 stuks (bij Jaap naar 4 stuks) per 10 melkkoeien, mest aanwenden met water (verhouding richting 1:1) en mogelijk verhogen van het aantal weidedagen en –uren.

Kringloopwijzer toont resultaat

Studiegroep Jaap PronkDoor middel van een ingevulde Kringloopwijzer over het jaar 2016 zijn de eerste resultaten bij Arno Plomp en Jaap Pronk bekend. Bij beiden is een deel van de beoogde reductie al gerealiseerd, vooral door het mest uitrijden met water, maar nog niet in de verhouding 1:1. Verder is Jaap er ook in geslaagd om het aandeel jongvee te verlagen naar 4,0 stuks per 10 melkkoeien, het ruw eiwit in het rantsoen met 10 punten te verlagen en het aantal weidedagen te verhogen. Zichtbare resultaten dus, maar wat is er nog meer nodig om de totale reductie te realiseren? De teamgenoten hebben met elkaar gekeken naar verbeterpunten, o.a. tijdens een rondgang op het bedrijf. In de praktijk, op het erf en in de stal kun je het beste zien waar het goed gaat en waar het beter kan! De volgende bijeenkomst worden de Kringloopwijzers over 2016 van de teamgenoten doorgenomen. Hoe staat het er bij hen voor? Waar kunnen zij verbeteringen doorvoeren?

Fosfaatreductieplan en Proeftuin Veenweiden

Studiegroep Arno Plomp in de stalOp dit moment ligt voor veel melkveehouders de focus op de gevolgen van het fosfaatreductieplan voor hun bedrijf. Hoeveel en welke koeien of jongvee moeten er afgevoerd worden? Vragen die aansluiten bij de uitvoering van Proeftuin Veenweiden. Het verlagen van het aandeel jongvee heeft een positief effect op ammoniakreductie. En als minder productieve koeien worden afgevoerd, zal de eiwitbenutting ook beter worden! En het verhogen van het aantal weidedagen en –uren kan in 2017 de kosten verlagen.

Kortom: een antwoord op de vragen uit de Proeftuin Veenweiden kan ook een antwoord zijn op een aantal vragen voor uw reguliere bedrijfsvoering. Het draait allemaal op een verbetering van de efficiëntie op uw bedrijf. We houden u op de hoogte met antwoorden!


Dick Jan Koster, begeleider en adviseur Proeftuin Veenweiden
e-mail:
dj.koster@ppp-agro.nl , mobiel: 06-23058194     

GVE-regeling speelt ammoniakreductie in de kaart

Pilotboer Jaco Kastelein van Proeftuin Veenweiden anticipeert met zijn jongvee-beleid op de GVE-regeling en realiseert daarmee zo’n 14% ammoniakreductie.

Anticiperen en reduceren

Anticiperend op de GVE-regeling heeft Jaco zijn bedrijf kritisch onder de loep genomen en een zorgvuldige kosten/baten analyse gemaakt. Dat heeft hem doen besluiten om in 2017 op zijn bedrijf 80 melkkoeien en 28 stuks jongvee te houden en daarmee maximaal te produceren. Een opvallende stap, want 28 stuks jongvee is omgerekend 3,5 stuks jongvee per 10 melkkoeien! In 2015 waren dat er nog 5,3 en in 2016 iets minder (5,1). Met dit lagere aantal jongvee wordt op het bedrijf van Jaco wél een reductie bereikt van 91 kg NH3. Dat lijkt misschien niet veel, maar is toch 14% van de beoogde doelstelling in ammoniakreductie!

Jongvee in de wei - Veenweiden

Secuur fokken

Jaco realiseert zich dat hij door deze rigoureuze stap met het jongvee nu secuur te werk moet gaan. In de fokkerij betekent dit een keuze voor een ‘degelijke’ stier. Dat wil zeggen een stier wiens nakomelingen een grote kans van slagen hebben. Als ze eenmaal als kalf zijn uitgekozen om pink te worden, dan moet er wel een grote kans zijn dat ze als vaars en melkkoe goed presteren. Zo’n select clubje jongvee wil je goed en gezond houden, want er hangt veel van ze af. En daarmee werk je niet alleen aan een ammoniakdoelstelling, maar ook aan diergezondheid en –welzijn!

 

Pilotboer Jaap Schep wint MKB Ondernemersprijs Midden Holland 2017

Maandagavond 16 januari jl werd in de Goudse Schouwburg Melkvee- en Kaasboerderij Schep door de jury uitgeroepen tot winnaar van de MKB Ondernemersprijs Midden Holland 2017. De jury prees de ondernemersfamilie o.a. vanwege hun inspanningen om ammoniakuitstoot en bodemdaling te verminderen en de waterkwaliteit in het gebied te verbeteren.

Prijswinnend familiebedrijf

Het was niet voor het eerst dat Jaap Schep op het erepodium stond; al eerder was het familiebedrijf cum laude winnaar van de lekkerste boerenkaas van Nederland. Kaas met fans in binnen- en buitenland, tot zelfs Amerika aan toe. Ook het beroemde Schep-ijs vindt gretig aftrek in de ‘weide’ omgeving. Duurzaamheid is de rode draad in de bedrijfsvoering van het ondernemersechtpaar. Eén van de redenen om deel te nemen aan Proeftuin Veenweiden, waarin het bedrijf samen met collega melkveehouders nieuwe stappen zet voor slimme en duurzame oplossingen om de stikstofbelasting in het veenweiden gebied te verminderen.

Lees meer op: www.kaasboerderijschep.nl

Wat zit er onder je zeil?

Het stalseizoen biedt de pilotbedrijven in Proeftuin Veenweiden de kans om het melkveerantsoen te optimaliseren. Je weet immers precies wat je voert zonder dat je afhankelijk bent van de kwaliteit en de gehaltes van vers gras. Maar in de praktijk valt dit toch niet helemaal mee… Want wat zit er onder je zeil?

Ruw eiwit

Om stikstof verliezen te voorkomen en zo de ammoniakuitstoot te beperken, sturen we bij de pilot bedrijven bewust op het ruw eiwit gehalte in het rantsoen. Hoe meer eiwit er in het rantsoen zit, hoe minder efficiënt de koeien zijn en hoe lager de benutting is. Daarom streven we ernaar om het ruw eiwitgehalte in het rantsoen niet boven de 15% uit te laten komen.

Balans tussen bestendig en onbestendig eiwit

Het eiwit in het rantsoen bestaat uit bestendig darmverteerbaar eiwit (DVE) en uit onbestendig pens afbreekbaar eiwit. De verhouding tussen energie en eiwit in de pens wordt weergegeven door de OEB (onbestendig eiwit balans) in het rantsoen. Wanneer deze te hoog is, wordt niet al het eiwit wat op pensniveau beschikbaar komt, benut. Een goede verhouding tussen DVE en OEB in het rantsoen is dus belangrijk voor een efficiënte benutting. Een optimale eiwit benutting wordt bereikt wanneer er in het rantsoen 90 gram DVE per 10 OEB zit.

Grasrantsoen

De grootse uitdaging bij rantsoenen die voornamelijk uit gras bestaan, is het realiseren van een goede verhouding tussen DVE en OEB. Volgens Eurofins Agro hadden de gemiddelde voorjaarskuilen van 2016 gemiddeld een DVE van 65 g/kg ds en een OEB van 41, ofwel ongeveer 16 DVE per 10 OEB in plaats van 90. Dit moet dus gecorrigeerd worden met andere voedermiddelen. Dat is lastig als je rantsoen grotendeels uit gras bestaat, zoals in het Veenweidengebied het geval is. De totale hoeveelheid eiwit is dan wel voldoende, maar de verdeling tussen pens en darm verteerbaar eiwit is niet optimaal. We zullen dus aan een andere eiwitsamenstelling in het gras moeten werken.

Sturen op bestendig eiwit

Hoe kunnen we het eiwittype in de graskuil beïnvloeden? Spelen behalve het droge stof percentage misschien ook het maaistadium en de hoeveelheid en type kunstmest een rol? Komend jaar experimenteren de deelnemers aan de Proeftuin met deze inzichten en ideeën om met elkaar te ontdekken hoe je tot een betere graskuil en hogere benutting komt.

Grip op bodemmineralisatie

Hoe krijgen we meer grip op de mineralisatie van stikstof uit de bodem en de opname door gras? Kunnen we sturen op stikstofmineralisatie met bodemmanagent, bemesting, gras, kruiden of onderwaterdrainage? Belangrijke vragen, waar we met een aantal praktijk- en inhoudsdeskundigen dieper op in zijn gegaan tijdens de themamiddag van Proeftuin Veenweiden op 15 november jl.

Beter benutten

Gekeken is naar de mineralisatie uit veen en de benutting in gras. De mineralisatie van stikstof uit veen is misschien wel hoger dan 500 kg N per ha per jaar, maar we benutten er gemiddeld maar 250 kg N per ha van met de teelt van gras. De rest gaat verloren en draagt wel bij aan inklinking van het veenweidegebied. Het is als rijden met een auto met een gat in de brandstoftank; autorijden levert sowieso al uitsloot van broeikasgassen op, maar door het gat in de tank verliezen we ook nog veel brandstof zonder dat we het benutten. In het project willen we enerzijds het gat in de brandstoftank dichten en aan de andere kant zorgen dat de auto zuiniger gaat rijden met een betere benutting. Daarvoor gaan we inspelen op de mineralisatie met bemesting en graslandmanagement, en tevens proberen te sturen op de mineralisatie.

Resultaten van onderzoek en tips voor de praktijk

Tijdens de bijeenkomst liet Jeroen Pijlman, onderzoeker van het Louis Bolk Instituut, zien dat aan de hand van een uitbreide data-analyse de stikstofopname van gras voorspeld kan worden. In tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt, ligt de hoogste opnamen van stikstof niet in het najaar maar rond half augustus. Met de deelnemende veehouders willen we nu gaan kijken of we dit kunnen gebruiken voor een voorspellende tool. Tevens lieten Nick van Eekeren en Michel de Haan de eerste cijfers zien van sturen op mineralisatie in veenweidebodem middels carbonaat- en sulfaatmeststoffen, extract van compost en kruiden. Het blijkt dat carbonaatmeststoffen de mineralisatie stimuleren en sulfaat meststoffen de mineralisatie remmen. Het extract van compost lijkt bij toediening in het voorjaar het hele seizoen extra mineralisatie te geven. Wim Honkoop en Sander Heikoop van PPP-Agro Advies gaven aan dat temperatuur een grotere invloed heeft op mineralisatie dan vocht. Door het vochtgehalte in de bodem te veranderen kun je temperatuur sturen. Uit de presentatie van Leo Joosten van ORG-ID blijkt dat met drukdrains afgelopen weideseizoen extreme waterpeilen zijn voorkomen. Bruikbare resultaten en inzichten waar we mee verder kunnen!