Bartlo Hoogendijk wil graag een goed beeld hebben van de mate van mineralisatie in de bodem van de verschillende percelen op zijn bedrijf. Door mineralisatie, afbraak van organische stof, komen stikstof en fosfaat beschikbaar voor het gras. Hier wil Hoogendijk op inspelen bij de verdeling van mest over zijn land. Waar de mineralisatie hoog is, levert de bodem van nature veel stikstof en is dus minder mest nodig, is de gedachte. Daarom maakt Proeftuin Veenweiden met Hoogendijk een mineralisatiekaart van het bedrijf.

Relevantie voor het Proeftuin-bedrijfsdoel

Proeftuin Veenweiden heeft als doel om de emissie van ammoniak te verlagen. Op een melkveebedrijf hangen bodem, gras en voer, vee en mest sterk met elkaar samen. Ammoniakemissie neemt toe naarmate veevoer meer ruweiwit (RE) bevat. Daarom is het van belang om het RE-gehalte in het voer niet te ver op te laten lopen. Het streven bij Hoogendijk is om het RE-gehalte in het totale rantsoen te beperken tot 155. Daarbij past een RE-gehalte in graskuil van niet meer dan 160-170. Dit is hoger dan 155, maar andere componenten in het rantsoen, zoals maïs, kunnen dit compenseren. Op veenbedrijven is het RE-gehalte in gras vaak hoog (hoger dan 180) door de aanzienlijke mineralisatie in de bodem die voor een flinke ‘bemesting uit de bodem’ zorgt. Om een graskuil te winnen met RE 160 moet je weten waar de mineralisatie hoog is en waar de bemesting dus lager kan zijn.

Onderzoeksvragen

Het denk- en doewerk bij Hoogendijk is gericht op de volgende vragen:

  1. Wat is, naar eigen inschatting, het niveau van mineralisatie op de verschillende percelen?
  2. Hoe kan het inzicht hierin door metingen worden ondersteund?
  3. Hoe kan Hoogendijk praktisch rekening houden met verschillen in mineralisatie?

Opzet experiment

De volgende stappen worden achtereenvolgend opgepakt:

  1. Percelen op de kaart: Kaart inkleuren voor wat betreft mineralisatie door een onderscheid te maken tussen hoge, gemiddelde en lage mate van mineralisatie. Daarbij maken we gebruik van de volgende indicatoren:
    1. Temperatuur: een warme bodem geeft meer mineralisatie
    2. Vocht: temperatuur en vochtigheid van de bodem beïnvloeden elkaar (een vochtige bodem blijft langer koud) en hebben invloed op mineralisatie.
    3. pH bodem: bij een hoge pH is de mineralisatie hoger dan bij een lage pH.
    4. Soort veen: de aard van de organische stof (het soort veen) heeft invloed op de snelheid van mineralisatie.
    5. Overige bedrijfsspecifieke zaken (te ontdekken aan de keukentafel).
  2. Management op de kaart: hier wordt duidelijk wat we doen met de inzichten over de verschillen van mineralisatie tussen percelen. Hierbij komen onder meer de volgende vragen en mogelijkheden aan de orde:
    1. Beïnvloeden van mineralisatie: Sturen op PH, vochtgehalte (slootpeil, OWD), etc.
    2. Inspelen op de mineralisatie op bodemniveau: bijsturen met bemesting (kunstmest) om niet te hoog met RE uit te komen.
    3. Inspelen op de mineralisatie op grasniveau: percelen met minder mineralisatie meer kuilen en percelen met meer mineralisatie meer weiden. Eiwitrijk gras, opgenomen in de wei, geeft minder ammoniak dan eiwitrijk gras opgenomen in de stal.
  3. Management maatregelen in uitvoering: Op basis van de hiervoor uitgewerkte stappen wordt een perceelsgericht bemestingsplan en beweidingsplan gemaakt.
  4. Gericht meten aan mineralisatie:
    1. Vers-gras monsters met variatie in bemesting
    2. Bodemmonsters op PH en gehalte aan N

Aanleg experiment

Hoogendijk wil experimenteren met variërende kunstmestgiften in de 3e en 4e snede, voor percelen waar hij hoge en lage mineralisatie inschat.

In eerste instantie wordt het experiment uitgevoerd op percelen waar een lage mineralisatie wordt ingeschat. Hierop worden verschillende hoeveelheden kunstmest gestrooid (0,80 en 160 kg N in de vorm van KAS). De verwachting is dat de verschillen in kunstmestgift meteen invloed hebben op kwantiteit (kg ds) en kwaliteit (re), omdat er onvoldoende stikstof vrijkomt uit mineralisatie.

Eenzelfde opzet kan gedaan worden op percelen waar een hoge mineralisatie wordt ingeschat. Als de opbrengst tussen de kunstmestgiften hier geen verschillen laten zien, betekent dit dat de hoge mineralisatie het verschil in kunstmestgift compenseert.


*RE ruweiwitgehalte

*VEM is de Nederlandse energie parameter. Het geeft de netto energie inhoud van een product weer voor melkgevende koeien.

*DVE staat voor Darm Verteerbaar Eiwit. DVE is de maat voor de hoeveelheid eiwit die beschikbaar en verteerbaar is in de dunne darm.

*De OEB is de onbestendige eiwit balans van een voedermiddel of rantsoen. Dit kengetal geeft aan hoeveel eiwit en energie er in de pens beschikbaar komt en of deze twee componenten in balans zijn.


Lees meer over het pilotbedrijf van Bartlo Hoogendijk