Hoe bepaal je het juiste tijdstip?
Naast bodemtemperatuur en bodemgesteldheid spelen meer factoren een rol in het besluitvorming van de veehouder om het tijdstip van bemesten te bepalen. Om een goed beeld te krijgen is met 14 melkveehouders en twee loonwerkers de voorjaarsbemesting geëvalueerd. Zo ontstaat er meer bewustwording over het ‘hoe en waarom’ en dat is nuttig voor betere benutting van de drijfmest.
Optimaal tijdstipDe melkveehouders in Proeftuin Veenweiden zijn begeleid door adviseurs van PPP-Agro Advies om het optimale tijdstip te bepalen voor een goede benutting van de drijfmest. Daarbij is rekening gehouden met draagkracht, voorkomen van afspoeling en ammoniakemissie (windsnelheid en temperatuur), temperatuursom en voldoende daglicht. Onderzocht is welke factoren belangrijk zijn bij de planning van de bemesting vanuit het gezichtspunt van de melkveehouder en de loonwerker. |
Methoden van mestaanwending
Bij bijna alle veehouders wordt de voorjaarsbemesting uitgevoerd door de loonwerker met behulp van sleepslangen (mest verdund met water) met een sleepvoet of sleufkouter. Bij veldkavels en volgende bemestingsmomenten rijden veehouders met een eigen tank vaak zelf uit. Op een enkeling na, wordt bij alle veehouders de percelen in één keer bemest voor de eerste snede. Bij de bemesting wordt door alle veehouders onderscheid gemaakt tussen weide- en maaipercelen waarbij de maaipercelen (25-35 m3/ha) meer drijfmest krijgen dan de weidepercelen (veelal 20-25 m3, variërend van 12 – 30 m3/ha). Bij het uitrijden houden de meeste veehouders geen rekening met verschillen in drijfmestsoorten (melkvee, droge koeien, jongvee).
Planning bemesting
Bij het plannen van de bemesting is de meest bepalende factor de draagkracht van de grond. Daarnaast vormt de streefdatum van aanvang van maaien en weiden een belangrijk richtpunt voor het uitrijmoment van drijfmest. Er wordt dan een bepaald aantal weken voor het maaien/weiden aangehouden dat de mest uiterlijk op het land moet zijn uitgereden. Het blijkt dat een deel van de veehouders een min of meer vaste periode in het jaar heeft waarin ze de mest op het land uitgereden wil hebben. Hierop wordt de loonwerker ingepland en afhankelijk van de omstandigheden (weer en land) wordt dan nog wat geschoven met de planning van het uitrijden. Bij een deel van de veehouders is de mestopslagcapaciteit beperkt, waardoor (een deel) uitgereden moet worden zodra de draagkracht van het land goed genoeg is. Andere aspecten die een rol speelden waren dat een veehouder gezamenlijk met twee veehouders uit de buurt mest liet uitrijden en anderen wilden de kunstmestgift en de drijfmestgift niet te dicht op elkaar hebben zitten.
Ervaringen bodemtemperatuur en advies bemestingstijdstip
Bijna alle veehouders hebben naar het advies gekeken dat ze van de adviseurs hebben gekregen voor het optimale bemestingstijdstip. Ze gebruiken het advies meer als een hulpmiddel dan als leidend advies, aangezien ze met meer factoren rekening houden dan waar het advies rekening mee hield. Zoals planning van de loonwerker, werkelijke draagkracht van percelen, lange termijn weersverwachting en wanneer de veehouder wil beginnen met maaien en weiden.
Knelpunten/ontwikkelpunten
Knelpunten die veehouders ervaren bij het bemesten onder ideale omstandigheden is dat het niet altijd voorkomt dat alle factoren allemaal precies goed zijn in de periode dat bemest moet worden. Je kan niet blijven wachten totdat alle factoren ideaal zijn, omdat de mest een bepaalde tijd voor het maaien/weiden op het land moet liggen. Het inplannen van de loonwerker onder ideale omstandigheden is lastig. Een ander knelpunt zijn veldkavels die lastiger te bemesten zijn vanwege de afstand, en dat bij een eigen mesttank het moeilijker is met waterverdunning te werken.
Ervaringen loonwerkers
De loonwerkers gaven aan dat de veehouders leidend zijn bij de planning van het uitrijden, want die bepalen wanneer er wordt uitgereden. Volgens de loonwerkers besteden veehouders het mest uitrijden steeds meer uit, en zijn er ook steeds meer veehouders die geen mesttank meer op het land willen hebben. Ook zien veehouders de voordelen van het verdunnen van de mest en hoef je ze niet meer te overtuigen, omdat het een betere grasgroei geeft. Zomers is de verdunning hoger dan in het voorjaar. Er zit volgens de loonwerkers veel variatie tussen veehouders wat betreft mestaanwending omdat veel factoren een rol spelen waarvan de draagkracht van het land naar hun mening het belangrijkste is.
Vragen van loonwerkers
Een vraag die leeft bij de loonwerker is wat goede omstandigheden zijn om in de zomermaanden uit te rijden. En in hoeverre worden ongunstige omstandigheden gecompenseerd door een hogere mate van verdunning toe te passen. En wat zou eerder of later op de dag uitrijden kunnen bijdragen aan vermindering van de ammoniakemissie. ’s Nachts is het kouder, vochtiger en staat er minder wind wat minder ammoniakemissie zal geven bij uitrijden, maar is minder gewenst vanuit arbeidsoogpunt en de effecten voor mensen in de omgeving.
Beleving van melkveehouders versus loonwerkers
Er zit verschil in beleving tussen veehouders en loonwerkers qua planning. Veehouders zeggen dat ze ‘gebonden’ zijn aan de planning van de loonwerker, terwijl de loonwerkers zeggen dat de veehouders de planning maken. Dit zal met perceptie te maken hebben. De loonwerker voelt zich gestuurd door de bellende veehouders, en past daar zijn planning daar op aan. Terwijl de veehouder die belt ingepland wordt op een tijdstip dat niet precies is op het moment dat hij/zij zou willen, waardoor het voelt alsof je niet op het gewenste moment kan vanwege de loonwerker.
Toekomstige ontwikkelingen
Er is onder een aantal veehouders animo om preciezer te kunnen bemesten wat ook de loonwerkers zien als een toekomstige ontwikkeling waarbij meer wordt gekeken naar de mineralensamenstelling van de mest en meer specifiek per perceel wordt bemest. Het scheiden van de mest zien de meeste veehouders niet gebeuren binnen 5 jaar op hun bedrijf. Een deel zou ook graag meer eigen mest willen gebruiken en minder kunstmest willen aanvoeren.
Conclusies
De meeste veehouders hebben gebruik gemaakt van het gegeven advies voor het tijdstip van de voorjaarsbemesting om onder ideale omstandigheden te kunnen uitrijden. Ze vonden dat het advies voor wat betreft de draagkracht vaak te algemeen was en kwam ook niet overeen de werkelijkheid. De veehouders zagen het advies vooral als hulpmiddel, omdat de veehouders met meer factoren rekening houden om het uitrijmoment te bepalen dan het advies stonden. De uitdaging voor de adviseur is om hier in het advies rekening mee te houden. De volgende factoren bepalen in meer of mindere mate het moment van uitrijden van mest: draagkracht van het land, weer en weersverwachting, opslagcapaciteit, planning loonwerker, bodemtemperatuur, moment van weiden en maaien, periode in het jaar, mestsoort (vaste mest versus drijfmest), temperatuursom en moment van kunstmestgift.