De ammoniakemissie kan worden beperkt door het ruweiwitgehalte (RE) in het rantsoen zo strak mogelijk te sturen op 150 g/kg en ook zoveel mogelijk te beweiden. Op een veenbedrijf spelen dan de volgende zaken een rol:

  1. Het RE-gehalte in gras mag niet te hoog zijn (niet veel hoger dan 175 g/kg). Bij een te hoog RE gehalte in het gras is het lastig om met het beperkt verstrekte aangekochte voer nog bij te sturen richting die 150 g/kg.
  2. Het verse gras moet, naast een laag RE-gehalte, goed verteerbaar zijn. Bij een slechte verteerbaarheid is meer aankoop van krachtvoer nodig. Daarmee wordt ook eiwit aangevoerd. Dit is ongunstig voor het beperken van de ammoniakemissie.

Goed verteerbaar gras met maximaal 175 g/kg aan ruweiwit is alleen mogelijk bij optimale beweiding! Verteerbaarheid, energie (VEM*) en eiwitgehalte hangen samen met het inschaarmoment. Gras neemt bij het ontspruiten snel stikstof op en dat wordt naarmate de plant groter wordt, verdund over steeds meer droge stof. Daardoor neemt het RE-gehalte af naarmate de plant de tijd krijgt om meer bladmassa te maken. Dit wordt bereikt door later te beweiden. Later beweiden kan echter het VEM gehalte en de smakelijkheid onder druk zetten. Daarom is het de kunst om hierin het optimum te vinden.

Het inschaarmoment bij beweiden wordt ook bepaald door een aantal praktische zaken:

  • Hoe groot zijn de beweidingspercelen?
  • Is het aanbod van weidegras goed afgestemd op de behoefte van de melkkoeien?
  • Hoe groot is de dagelijkse bijgroei van gras?
  • Weersomstandigheden, zoals regenperioden die ertoe kunnen leiden dat het moment van op tijd inscharen gemist wordt en de kwaliteit van het gras niet meer optimaal is.

Relevantie voor het Proeftuin-bedrijfsdoel

In de Proeftuin streven de veehouders naar een lage ammoniakemissie, ook in de zomerperiode. Beweiden met een goede benutting van vers gras draagt hieraan bij, in combinatie met het bijvoeren van krachtvoer dat daarbij past. Daarom willen we voor dit bedrijf onderzoeken hoe je zo optimaal mogelijk kunt weiden en welk krachtvoer daarbij past. In het geval van Pronk wil dat zeggen:

  • Weiden met het juiste tijdstip van in- en uitscharen.
  • Krachtvoerbrok die is afgestemd op een grasrijk rantsoen.

Onderzoeksvragen

Als onderzoeksvragen zijn geformuleerd:

  • Wat is de opbrengst, RE, VEM en DVE (Darm Verteerbaar Eiwit) van het verse gras bij 1-daags en 2-daags omweiden?
  • Hoe zijn bovenstaande gehalten te beïnvloeden?
  • Welke krachtvoerbrok is geschikt voor dit grasrijke rantsoen?
  • Welk effect heeft dit op de melkkoeien?

Opzet experiment

Van alle beweidingspercelen wordt de opbrengst gemeten door een medewerker van ‘Mijn Graslandplan’. Door middel van grashoogtemeting worden de opbrengsten ingeschat. Daarnaast worden vers-grasmonsters genomen om de gehalten te bepalen bij 1-daags en 2-daags omweiden. Aan de hand van deze gegevens wordt een krachtvoerbrok ontwikkeld dat het rantsoen perfect in balans brengt, zodat het eiwit maximaal wordt benut.

Aanleg en uitvoering experiment

  • Cees Balder van Eurofins gaat op door Jaap Pronk te bepalen percelen vers gras monsters nemen bij 1-daags en 2-daags omweiden. Er wordt nu vers gras bemonsterd van de percelen die kort daaropvolgend beweid gaan worden.
  • Vervolgens bespreken we met de voeradviseur of er een eventuele brokaanpassing nodig is.
  • Aanvullend wordt de lasagnekuil met de verschillende snedes gras, per snede bemonsterd.

*RE ruweiwitgehalte

*VEM is de Nederlandse energie parameter. Het geeft de netto energie inhoud van een product weer voor melkgevende koeien.

*DVE staat voor Darm Verteerbaar Eiwit. DVE is de maat voor de hoeveelheid eiwit die beschikbaar en verteerbaar is in de dunne darm.

*De OEB is de onbestendige eiwit balans van een voedermiddel of rantsoen. Dit kengetal geeft aan hoeveel eiwit en energie er in de pens beschikbaar komt en of deze twee componenten in balans zijn.


Lees meer over pilotbedrijf Jaap Pronk