De Proeftuin Veenweiden is gestart. Maar wat is nu precies de meerwaarde van deze proeftuin voor de westelijke veenweidegebieden? De ambities zijn hoog. De hoofdambitie is vooral een forse extra ammoniakreductie via de landbouw. Door dit via slimme maatregelen te doen levert dat voor de melkveehouder geld op. Maar zorgt het ook nog voor betere waterkwaliteit, minder bodemdaling, minder CO2 emissie en meer koeien langer in de wei. En tenslotte leidt een forse afname in de NH3 emissie/depositie in de melkveehouderij tot extra ruimte voor economische ontwikkeling in andere sectoren.
Extra reductie
Het is de ambitie om minimaal 1.5 kton extra ammoniakreductie te realiseren bovenop de (landelijke) afspraken van 10 kton reductie die de landbouwsector al heeft gemaakt. Vertaalt naar het veenweide gebied gaat het dan globaal om 0,5 tot 1 kiloton.
Bedrijfsontwikkeling melkveehouderij
Veel voer- en managementmaatregelen die zorgen voor ammoniakreductie leveren geld op in de bedrijfsvoering. Dat kan door lagere kosten, extra grasgroei en/of minder arbeidsinzet. Daarnaast gaat de Proeftuin er voor zorgen dat deze maatregelen ook te gebruiken zijn voor vergunningverlening.
Andere sectoren
Het westelijke veenweidegebied is omringd door bedrijvigheid en verkeerswegen. De havens en de luchthaven hebben de afgelopen decennia een behoorlijke groei doorgemaakt. Ook vindt een overgroot deel van de verkeersbewegingen van Nederland plaats in de Randstad. Deze bedrijven (met groeiambities) en het groeiende aantal verkeersbewegingen zorgen samen met de melkveehouderij voor de stikstofbelasting op natuurgebieden. De Proeftuin heeft ook als ambitie om bij te dragen aan ruimte voor ontwikkeling van andere economische sectoren. Natuurlijk niet voor niets. De inschatting is dat de kosten per kg stikstofreductie in de melkveehouderij fors lager zijn dan in andere economische sectoren.
Ruimte voor ontwikkeling
De Proeftuin wil een concrete gebiedsgerichte aanpak ontwikkelen die het mogelijk maakt om extra inspanningen van een grote groep melkveehouders voor minder ammoniakdepositie ook daadwerkelijk te kunnen belonen. En tegelijker tijd daarmee bijdragen aan extra natuurkwaliteit/minder depositie en aan economische ontwikkeling van andere sectoren. Belangrijke vraag hierbij is de verdeling van de gerealiseerde stikstofwinst tussen natuur en economie. Dit is een spannend en uitdagend traject voor de komende jaren.