Kunstmestgift die past bij hoeveelheid mineralisatie

Proeftuin Veenweiden pilotbedrijf Bartlo Hoogendijk wil graag gras winnen met 160 ruweiwit (RE). Om dat te realiseren, moet hij wat bedenken voor het najaar, want dan komt er een flinke stoot aan extra stikstof vrij door de mineralisatie van de veengrond en die verschilt nogal per perceel. In dit eerste experiment van de proef wil hij uitzoeken wat de kunstmestgift moet zijn voor de percelen met een lage mineralisatie.

Mineralisatie in kaart

Voor het experiment heeft Bartlo op een kaart aangegeven wat de verwachte mineralisatie per perceel zal zijn. Hiervoor is gekeken naar factoren die de mineralisatie beïnvloeden: Waar warmt de bodem het snelst op? Waar is de pH hoog en waar laag? Is er wel eens stikstof- en of fosfaatgebrek in het gras te zien geweest? Hoe hoog is het gehalte aan organische stof? Aan de hand van deze kennis uit de praktijk is onderstaande kaart samengesteld. Rechts de percelen waar een hoge mineralisatie te verwachten is en links de percelen met minder mineralisatie. Op basis van de resultaten gaat hij straks kijken of deze aannames kloppen en wat de consequentie is voor de kunstmestgift.

Kaart: Percelen met de verwachte mate van mineralisatie

Kaart: Percelen met de verwachte mate van mineralisatie

Experimenteren met kunstmestgift

In het experiment varieert hij voorafgaand aan de derde snede met de kunstmestgift. Uit de kaart blijkt dat er op de percelen 14 en 15 een lagere mineralisatie wordt verwacht. Als dat het geval is, zal het verschil in kunstmestgift duidelijk te zien zijn aan de grasopbrengst, omdat deze niet wordt gecompenseerd door een overweldigende hoeveelheid stikstof uit mineralisatie. Beide percelen zijn vóór het experiment twee keer gemaaid en de bemesting is voor de percelen gelijk geweest (25 kuub rundveedrijfmest voor de 1e snede, 490 kg KAS voor de 1e en 2e snede). Voor de derde snede zijn de percelen in 3 stukken verdeeld, waarbij onderscheid is gemaakt in de kunstmestgift (0, 80 en 160 kg N in de vorm van KAS).

Op 30 juli, vlak vóór de oogst van de derde snede is er een vers gras monster genomen en is de opbrengst per ha bepaald (kg droge stof per ha). In onderstaande tabel staat de kwantiteit (kg droge stof) en kwaliteit (VEM en ruw eiwit) van de grasmonsters weergegeven.

Tabel: Vers gras monsters 3e snede bij verschillende N-gift (KAS)

Vers gras monsters 3e snede bij verschillende N-gift (KAS)

Wat zien we?

Uit de resultaten blijkt dat er zonder KAS een lagere opbrengst is in droge stof en een lager RE-gehalte. Het verschil tussen een bemesting met 80 of 160 kg KAS is nihil voor RE-gehalte, terwijl er wel een flink verschil is in ds-opbrengst.

Een voorlopige conclusie is, dat op percelen met een lagere verwachte mineralisatie een hogere gift aan kunstmest (160 kg KAS) nodig is voor een vergelijkbare opbrengst en een RE-gehalte dat niet onder het niveau van 160 gram terecht komt.

Voor het vervolg wordt er ook gekeken naar de percelen met een hogere verwachte mineralisatie. Hier zou de bemesting in de 2e helft van het jaar lager kunnen zijn.

 

Snel ruwvoer telen? Kunstmest delen!

De bemestingsnormen zijn scherp en kunstmest kost geld. Alle reden om het maximale uit de meststoffen te willen halen en deze zo goed mogelijk te benutten. Dat betekent op het juiste moment bemesten. Maar wanneer is dat dan eigenlijk?

Bodemtemperatuur en grasgroei

Bemest wanneer het gras er ook wat mee kan. Zolang het gras niet groeit, is het weinig zinvol om te bemesten. Het gras kan er niks mee en er is een grote kans op verliezen. Hierbij geldt dat bij een bodemtemperatuur van rond de 8 graden het gras actief wordt en voedingstoffen op zal nemen. Daarom is bemesten pas zinvol vanaf een bodemtemperatuur vanaf 8 graden. Een andere invalshoek is dat kunstmest het gras aanzet tot groeien. In dat geval wacht je niet met bemesten tot het gras begint te groeien, maar laat je gras beginnen te groeien door het te bemesten.

Experiment Proeftuin Veenweiden

Om hier meer inzicht in te krijgen, is binnen Proeftuin Veenweiden is een klein experiment op een van de deelnemende melkveebedrijven uitgevoerd. Daarbij is de bodemtemperatuur en de grashoogte gemeten op percelen met en zonder kunstmest. Op de percelen met kunstmest is op 18 februari een gift van omgerekend 20 kg N per ha gebracht. In onderstaande figuur staan de bodemtemperatuur en grashoogtes van deze percelen weergegeven.

bodemtemperatuur x grashoogtes

Vroege start

In bovenstaande figuur is te zien dat ondanks het feit dat de bodemtemperatuur op 10 cm diepte nog niet boven de 8 graden is geweest, het gras tóch begint te groeien. En op de percelen met een kleine kunstmestgift begint die grasgroei al eerder dan op de percelen zonder mest. Door de vlottere start stond er half maart op het veld met kunstmest ruim 2 cm meer gras; dat is zo’n 200 kg droge stof per ha. Een bedrijf met 50 ha grasland zou hierdoor dus al 10 ton droge stof meer gras kunnen hebben.

Gedeelde gift

Op basis van bovenstaande gegevens lijkt het erop dat de start van de grasgroei kan worden versneld door een vroege (kunst)mestgift. Het nadeel van het vroeg toedienen van meststoffen is de grotere kans op verliezen waardoor de uiteindelijke grasopbrengst weer kan tegenvallen. Een gedeelde mestgift kan hierbij uitkomst bieden. Een kleine gift om de grasgroei op gang te brengen en het merendeel later in het seizoen bij een T-som van ongeveer 300 graden. Zo behaal je een hoge benutting en een vroege start.

Proef

Hoewel het een klein experiment was, geeft een indicatie van wat mogelijk is. Op dit moment wordt het effect van verschillende bemestingsmomenten onderzocht op het KTC in Zegveld. We kijken uit naar de resultaten.