Weg met de snijmaïs, gras zat!

Bartlo Hoogendijk uit Driebruggen is melkveehouder en pilotbedrijf in Proeftuin Veenweiden. Met gerichte maatregelen wil hij de ammoniakemissie op zijn bedrijf sterk terugdringen. In onderstaand nieuwsbericht kunt u lezen hoe hij een nieuwe uitdaging het hoofd biedt.

Als u meer wilt weten over de Proeftuin Veenweiden en op de hoogte wilt blijven van de nieuwste ontwikkelingen, kunt u zich abonneren op de nieuwsbrief.

Met minder melken, meer geld overhouden?

Bartlo Hoogendijk: “Mijn voercredo voor deze winter is: Geen snijmaïs nodig, want er ligt gras zat! Ik heb op dit moment aan grasvoorraad bijna 15 kg ds per dier per dag liggen. Dat is ruim genoeg om de winter door te komen en nog wat over te houden voor het volgende seizoen. Daarom heb ik besloten om het over een andere boeg te gooien: zonder snijmais! Inmiddels heb ik wel de andere kant van de medaille ervaren: ze doen het gewoon een stuk minder in melkput … Mijn inschatting is dat ze 1 – 1,5 Kg melk per dag minder geven. Maar ik hoef natuurlijk geen snijmais te kopen en dat kost ook een slordige € 15000,–.

Meer voer van eigen land

Voorheen had ik een voertekort van eigen land en daarom paste de aanvulling met mais prima. Nu heb ik gras zat en zou ik het alleen moeten doen voor een betere samenstelling van mijn rantsoen. Met snijmais had ik altijd een uitgebalanceerd rantsoen, waarbij de verhouding tussen ruweiwit en energie gewoon klopte. En dat was te merken aan hoe makkelijk ze melk gaven en hoe stabiel het ureum was (in 2016 gemiddeld 22). Wat ammoniakemissie betreft was dat niet verkeerd.

Stabiel ureum zonder snijmais

Ik wil nu dezelfde stabiele situatie bereiken, maar dan zonder snijmais, want mijn grasvoorraad neemt nog verder toe. Dat heeft de nodige uitdagingen tot gevolg.

Ik heb voor de komende periode de volgende kuilen tot mijn beschikking:

  • Eerste snede ( 915 VEM, 170 re)
  • Tweede snede (915 VEM, 170 re)
  • 3e en 4e snede (nog niet bekend)
  • Natuurgras (710 VEM, 110re)

Voermengwagen voor smakelijk rantsoen

Momenteel vul ik mijn grasrijke rantsoen aan met glucoplus en pulp. Hier zit veel energie in en veel minder eiwit, waardoor het rantsoen min of meer wordt rechtgetrokken. Ik ben bezig met de aanschaf van een voermengwagen om de kuilen goed te kunnen mengen, waardoor het rantsoen een betere balans krijgt tussen eiwit en energie en tevens smakelijk genoeg is. Op deze manier kan ik ook de herfstkuil benutten en daarmee krachtvoer vervangen. En proberen de ammoniakemissie te beteugelen.

Lage kosten pakket

Kortom het wordt echt een lage kosten pakket, dat me zeker melk gaat kosten. Toch wil het graag proberen en na deze winter de kosten en baten eens op een rij zetten. Ik vermoed dat de lagere melkopbrengst teniet wordt gedaan door de lagere voerkosten. Eerlijk gezegd zit het me niet helemaal mee, want de melkprijs is erg hoog en de maisprijs erg laag. Als het nu voordelig uitkomt, zal het op lange termijn zeker zo zijn. Ik ga het bijhouden en hou u op de hoogte!”

Meer lezen over Bartlo en andere pilotboeren?

Kunstmestgift die past bij hoeveelheid mineralisatie

Proeftuin Veenweiden pilotbedrijf Bartlo Hoogendijk wil graag gras winnen met 160 ruweiwit (RE). Om dat te realiseren, moet hij wat bedenken voor het najaar, want dan komt er een flinke stoot aan extra stikstof vrij door de mineralisatie van de veengrond en die verschilt nogal per perceel. In dit eerste experiment van de proef wil hij uitzoeken wat de kunstmestgift moet zijn voor de percelen met een lage mineralisatie.

Mineralisatie in kaart

Voor het experiment heeft Bartlo op een kaart aangegeven wat de verwachte mineralisatie per perceel zal zijn. Hiervoor is gekeken naar factoren die de mineralisatie beïnvloeden: Waar warmt de bodem het snelst op? Waar is de pH hoog en waar laag? Is er wel eens stikstof- en of fosfaatgebrek in het gras te zien geweest? Hoe hoog is het gehalte aan organische stof? Aan de hand van deze kennis uit de praktijk is onderstaande kaart samengesteld. Rechts de percelen waar een hoge mineralisatie te verwachten is en links de percelen met minder mineralisatie. Op basis van de resultaten gaat hij straks kijken of deze aannames kloppen en wat de consequentie is voor de kunstmestgift.

Kaart: Percelen met de verwachte mate van mineralisatie

Kaart: Percelen met de verwachte mate van mineralisatie

Experimenteren met kunstmestgift

In het experiment varieert hij voorafgaand aan de derde snede met de kunstmestgift. Uit de kaart blijkt dat er op de percelen 14 en 15 een lagere mineralisatie wordt verwacht. Als dat het geval is, zal het verschil in kunstmestgift duidelijk te zien zijn aan de grasopbrengst, omdat deze niet wordt gecompenseerd door een overweldigende hoeveelheid stikstof uit mineralisatie. Beide percelen zijn vóór het experiment twee keer gemaaid en de bemesting is voor de percelen gelijk geweest (25 kuub rundveedrijfmest voor de 1e snede, 490 kg KAS voor de 1e en 2e snede). Voor de derde snede zijn de percelen in 3 stukken verdeeld, waarbij onderscheid is gemaakt in de kunstmestgift (0, 80 en 160 kg N in de vorm van KAS).

Op 30 juli, vlak vóór de oogst van de derde snede is er een vers gras monster genomen en is de opbrengst per ha bepaald (kg droge stof per ha). In onderstaande tabel staat de kwantiteit (kg droge stof) en kwaliteit (VEM en ruw eiwit) van de grasmonsters weergegeven.

Tabel: Vers gras monsters 3e snede bij verschillende N-gift (KAS)

Vers gras monsters 3e snede bij verschillende N-gift (KAS)

Wat zien we?

Uit de resultaten blijkt dat er zonder KAS een lagere opbrengst is in droge stof en een lager RE-gehalte. Het verschil tussen een bemesting met 80 of 160 kg KAS is nihil voor RE-gehalte, terwijl er wel een flink verschil is in ds-opbrengst.

Een voorlopige conclusie is, dat op percelen met een lagere verwachte mineralisatie een hogere gift aan kunstmest (160 kg KAS) nodig is voor een vergelijkbare opbrengst en een RE-gehalte dat niet onder het niveau van 160 gram terecht komt.

Voor het vervolg wordt er ook gekeken naar de percelen met een hogere verwachte mineralisatie. Hier zou de bemesting in de 2e helft van het jaar lager kunnen zijn.

 

Ammoniakreductie via het voerspoor

Mts. Korrel, één van de tien pilotbedrijven van Proeftuin Veenweiden, is actief aan de slag met de doelstelling om 25% reductie te realiseren op zijn ammoniakproductie. Eén van de actiepunten voor Richard Korrel is om een lager ruw eiwitgehalte in het totale rantsoen te realiseren. Met veel (vers) gras in het rantsoen en het streven naar een optimale melkproductie per koe, is dit een lastige opgave.

Voor de komende tijd betekent het dat in overleg met hun eigen veevoeradviseur wordt bekeken hoe dit is te realiseren met het ruwvoer dat momenteel aanwezig is. Omdat er een ruwvoertekort is op het bedrijf (niet zelfvoorzienend) zal er wat aangekocht moeten worden. De vraag is of dit snijmais, (gras)zaadhooi of stro, kuilgras of een ruwvoerbrok moet worden. Ook de kosten wegen mee in de keuze, maar uiteraard is een optimale eiwitbenutting belangrijk. Een deel van het tekort zal (net als voorgaande jaren) opgevuld worden met snijmais.

Maar omdat er meer koeien lopen dan vorig jaar, is het de vraag of er voor de droge koeien een ander rantsoen gemaakt moet worden: met stro en brok is het over het algemeen makkelijker een rantsoen op de eiwitnorm te maken dan met kuilgras. Vraag is echter: wat is het eiwitgehalte van het aan te kopen kuilgras en wat zijn de kosten van beide voedermiddelen? Dit zal met elkaar vergeleken worden, zodat de keuze makkelijker wordt.

Belangrijk is dat er overleg is met de adviseurs en de ondernemers zodat de doelstellingen en wensen gezamenlijk bekend zijn en uiteindelijk tot het beste resultaat gekomen kan worden: op naar een verlaging van 168 naar 155 gram ruw eiwit in het totale rantsoen van de veestapel. Hiermee wordt dan niet alleen een ammoniakreductie behaald, maar ook een BEX-voordeel. En dat kan weer mooi meegenomen worden in verschillende berekeningen van het mestbeleid.

>> Bedrijfspagina van deelnemer Richard Korrel

Hoger ruw eiwitgehalte in het najaar op veen vooral door lagere groei van het gras

Door de hoge stikstofmineralisatie uit veenbodems zijn de eiwitgehalte in het gras over het algemeen hoog. Vervolgens leiden deze hogere ruw eiwitgehalte van het gras vaak tot hoge ruw eiwitgehalten in het rantsoen, wat leidt tot extra ammoniakemissie. In de Proeftuin Veenweiden proberen we daarom meer vat te krijgen op de opname van vrijgekomen stikstof uit de veenbodem door gras. En meer specifiek, wanneer in het seizoen gras stikstof opneemt uit gemineraliseerd veen, en hoe groot deze opname is.