Statenleden Zuid-Holland op agrisafari bij Jaco Kastelein

Een nieuwe stal op steenworp afstand van het Natura 2000 gebied de Nieuwkoopse Plassen. Hoe ga je dan om met ammoniakemissie, waterkwaliteit en bodemdaling? Dat wilden de statenleden van Provincie Zuid-Holland graag horen van Jaco Kastelein, pilotboer in Proeftuin Veenweiden.

Een gesprek in een ligboxenstal is altijd interessanter dan in de keuken, maar als er in een paar uur tijd meer dan 50 mm regen naar beneden komt op een golfplaten dak, dan kom je er gewoon niet meer boven uit. Dat overkwam Jaco Kastelein op 5 september toen elf statenleden van de Provincie Zuid-Holland bij hem op werkbezoek kwamen, een zogeheten agrisafari. Op weg van de stal naar de keuken werden trouwens meerdere snelheidsrecords verbroken…

Ontwikkelruimte en ondernemerschap

De statenleden waren benieuwd naar het melkveebedrijf van Jaco en zijn nieuwe stal, maar nog meer naar zijn motieven om zijn bedrijf verder te ontwikkelen, ook al staat dat op steenworp afstand van het Natura 2000 gebied, de Nieuwkoopse Plassen. Om te beginnen liet Jaco weten dat het meest belangrijk in zijn bedrijfsvoering is: gezonde koeien, verantwoord produceren en continuïteit. Om dat te realiseren is een ‘normaal’ inkomen een vereiste! Vooral dat laatste gaf de nodige stof tot discussie. Iedereen is het daar mee eens, maar het blijft even zoeken wie daarvoor moet zorgen…

Succesvol ammoniak reduceren

In de veenweiden komt de melkveehouderij voor de nodige uitdagingen te staan, waaronder de ammoniakemissie, waterkwaliteit en bodemdaling. Jaco liet aan de hand van cijfers zien dat hij, vóórdat hij aan de Proeftuin Veenweiden meedeed op zijn bedrijf tussen 1980 en 2015 meer dan 70% aan ammoniakuitstoot heeft gereduceerd! Met de komst van de sleepvoet (in plaats van bovengronds uitrijden) en de ammoniakarme stal zijn grote stappen gemaakt. Maar zeker ook de verlaging van de kunstmestgift (van 300 kg naar minder dan 100 kg KAS per ha) en het matigen van eiwitrijk (kracht)voer hebben veel bijgedragen. Met de Proeftuin Veenweiden heeft Jaco vanaf 2015 nog eens 19% reductie weten te behalen. Dat gaf aanleiding tot enige uitleg. Met name het verdunnen van drijfmest en minder jongvee hebben flink geholpen.

Focus op voeding

Nu heeft Jaco ingezet op een volgende stap in de voeding. Dat moet, zeker met hulp van de voerleverancier met minder eiwit kunnen. De bezoekers waren onder de indruk van de inzet en bevlogenheid waarmee Jaco zijn bedrijf toekomst wil geven en door blijft gaan om op een duurzame manier te produceren. Alle aanwezigen waren het er over eens dat deze manier van ondernemen een betere beloning verdient door de consument en de maatschappij. Het zou jammer zijn als een volgende stap niet door kan gaan als gevolg van een te lage melkprijs…

Lees meer over het bezoek in de Nieuwe Oogst:

5sept bezoek statenleden Jaco Kastelein

Pilotboer en producent enthousiast over experiment met AMFA in drijfmest

Pilotboer Jaco Kastelein wil alles proberen om de ammoniakuitstoot uit drijfmest te verminderen en meer stikstof voor de plant beschikbaar te krijgen. Het nieuwe toevoegmiddel AMFA lijkt daar aan bij te dragen, bleek uit een eerste bedrijfsexperiment. Reden genoeg om hier vanuit Proeftuin Veenweiden een vervolg aan te geven.

Beluchten van drijfmest

Als pilotboer was Jaco vorig jaar betrokken bij een kleinschalig experiment met het beluchten van drijfmest. De veronderstelling was dat in de put met beluchting minder ammonium-stikstof zou zitten waardoor er minder vervluchtiging zou plaatsvinden en er dus meer stikstof zou overblijven. Helaas konden in de mestmonsters geen noemenswaardige verschillen worden ontdekt. Gelukkig heeft Dairy Campus een verkennend onderzoek gedaan naar het effect van het beluchten van drijfmest. Daarin zien we wel degelijk effect van het beluchten van drijfmest.

Experiment met AMFA

Dit jaar kwam Jaco het bedrijf Agri Minerals op het spoor, producent van het toevoegmiddel AMFA (Agri Minerals Fertilizer Additive). Ze wilden graag in een kleinschalig bedrijfsexperiment investeren. Op 9 april is aan een put van 820 kuub drijfmest ruim 4.100 liter AMFA toegevoegd. De put is vooraf en tijdens het toevoegen goed gemixt, evenals 14 dagen erna. In een tweede vergelijkbare put is geen toevoegmiddel toegevoegd. In het experiment is de mest van beide putten en het effect op de graskwaliteit met elkaar vergeleken:

  • Eind mei (na de 1e snede) is op dit perceel 27 kuub drijfmest per ha aangewend; op één helft van het perceel is drijfmest zonder en op de andere helft drijfmest met AMFA aangewend.
  • Van beide helften van het perceel zijn vers-gras-monsters genomen van de 2e snede, waarvan de resultaten in de tabel hieronder zijn weergegeven. Opvallend zijn de positieve verschillen in VEM, RE, DVE en suiker van het perceel waarop drijfmest met AMFA is aangewend.
Tabel: Het resultaat van de vers-gras-monsters

Tabel: Het resultaat van de vers-gras-monsters

Kansrijk perspectief

Omdat het niet is gelukt om van beide putten mestmonsters te nemen, wordt het experiment volgend jaar voortgezet. Daarbij wordt niet alleen de samenstelling van de mest nauwkeurig gevolgd, maar ook de opbrengsten van de 1e, 2e en 3e snede. De veronderstelling is dat er als gevolg van AMFA in verhouding meer organisch gebonden stikstof in de mest aanwezig is, die niet vervluchtigt en in de loop van het groeiseizoen beschikbaar komt.

Ideale graskuil? Denk vanuit de koe!

Hoe krijg ik een ideale graskuil? Die vraag stond centraal tijdens de studiegroepbijeenkomst van de Proeftuin Veenweiden bij Jan Nieuwenhuizen in Zevenhoven. De grasteelt is de moeilijkste teelt die we hebben, vanwege de vele beslismomenten, stelde ruwvoerspecialist Piet Riemersma van Van Iperen. ‘Een boer doet er goed aan een plan te maken voor de kwaliteit en hoeveelheid droge stof.’

Voordat Piet Riemersma het woord kreeg, wilde adviseur Teus Verhoeff van de boeren weten welke boodschap zij aan de Nederlandse media zouden willen meegeven. Daar kwamen hele interessante reacties op. Marcel van Rijn uit Woubrugge stelde dat Nederlandse veehouders goed voor hun dieren en grond zorgen, maar dat het vuur hen wel eens aan de schenen wordt gelegd. Wim Habben Jansen uit Alphen aan de Rijn denkt dat wanneer de consument meer geld aan gezond voedsel van gezonde dieren besteedt, er minder geld voor medicijnen nodig is. Volgens gastheer Jan Nieuwenhuizen is er veel meer product van het land te halen. Voer op het bordje van Piet Riemersma.

Pilotboer Jaco Kastelein uit De Meije gaf eerst een korte toelichting op zijn KringloopWijzer 2017. Volgens Kastelein was 2017 een lastig kringloopjaar, vooral vanwege het hoge ruweiwit in zijn kuil. ‘Qua saldo zijn we er in 2017 op vooruitgegaan, maar wat stikstof betreft zijn we achteruitgeboerd. We hebben 150-200 kuub meer mest moeten afvoeren, waardoor we ook nog eens ons bedrijf op het gebied van fosfaat verschralen. Dat moet in 2018 beter!’

Gezond voer, gezonde koe

Piet Riemersma ging vervolgens met de boeren aan de slag met de ideale graskuil. Hij adviseerde daarbij altijd vanuit de koe te denken. Volgens de adviseur is de bodem de basis voor gezond voer en een gezonde koe. ‘Er zijn wat mij betreft 3 uitdagingen: de droge stof opbrengst per hectare moet omhoog, het omzetten van voer in melk moet efficiënter en de koe moet gezond produceren. Maak van tevoren een goed plan hoe je dat wilt doen. De boer is een bacteriemanager: de bodem èn de pens zitten vol bacteriën. Hij moet er nu al over nadenken welke eigenschappen het gras straks moet hebben en daar zijn bemestingsstrategie op afstemmen.’

Belangrijk bij het bepalen van het teeltdoel is voldoende eiwit in gras. ‘Gras is de mooiste eiwitbron op de boerderij’, vindt Riemersma. Maar hoe krijg je meer en beter eiwit in gras? Door een betere verdeling van drijfmest, mogelijk meer stikstof te geven en op het juiste moment te maaien, gaf de specialist als tips. ‘Ik ga u niet vertellen hoeveel drijfmest u per hectare moet aanwenden. Maar door variatie in drijfmest is een eerste winst te behalen. We mengen dik en dun door elkaar heen, dat geeft reacties die niet gunstig zijn. De plant neemt het beste aminozuren op. Die hebben we niet meer in drijfmest zitten.’

Melkveehouders kunnen door te sturen op de zwaarte van de snede de kwaliteit en hoeveelheid droge stof verhogen. Bij een opbrengst van 3000 kg DS zit er voldoende ruweiwit in het gras (180-200), maar de structuur van het product verdient aandacht. Een opbrengst van 4000 kg DS (RE 150-170) is gemiddeld goed. ‘Maar de gemiddelde boer bestaat niet’, grapte Riemersma. Bij een opbrengst van 5000 kg DS (RE 120-140) is aanvulling van eiwit en mengvoer nodig. ‘Als het uit de hand loopt met droge stof, doe het gras dan in de baal, niet in de kuil. Dit gras is gevoelig voor broei’, was zijn advies.

Kuil met uitdaging

Jaco Kastelein legde aan het einde van de middag de uitslagen van zijn tweede kuil voor aan Riemersma, een kuil met in de ogen van de veehouder te weinig VEM, te veel ruweiwit en te veel OEB. Deze kuil wordt een uitdaging, aldus Kastelein. ‘Het vervelende is dat hier een kuil met een hoeveelheid voor een goede 200 dagen ligt. Er moet van alles bij om het eiwit recht te trekken. Ik ben nu met 2 voerleveranciers bezig, die er hun tanden op mogen stuk bijten. Want ik wil met deze mindere kuil toch goede productiecijfers neerzetten.’

Piet Riemersma vond het VEM-gehalte in de kuil niet direct verontrustend. Volgens de specialist is een kuil geslaagd als die snel stabiel geworden is. ‘Kijk daarvoor naar de ammoniakfractie. Dit is een maat voor de conservering van de kuil. Heeft dit proces te lang geduurd, dan gaat dat ten koste van het eiwit. Een hoge ammoniakfractie (streeftraject <7) kan ook een gevolg zijn van vervuilingen door schimmels, de enterobacterie en clostridia.’ Hij raadde de boeren aan bij vroeg inkuilen melkzuur toe te voegen.

Riemersma sprak na afloop van een ‘supergoede middag’. ‘Jullie hebben goed over het inkuilproces nagedacht.’ Daarna kreeg gastheer Jan Nieuwenhuizen het woord om over zijn melkveebedrijf, de Landwinkel en de recreatietak op het bedrijf te vertellen. Tot slot ging de studiegroep de stallen in en zag hoe Jan zijn bedrijf op efficiënte wijze heeft opgezet.

Leidt het beluchten van mest tot ammoniakreductie?

Jaco Kastelein, één van de 10 pilotbedrijven in de Proeftuin Veenweiden, oriënteert zich in zijn jacht op ammoniakreductie op het mixen van drijfmest middels een beluchtingssysteem. Zelf heeft hij het systeem nog niet aangeschaft, maar hij is er dusdanig van gecharmeerd dat hij het naadje van de kous wil weten.

Hoe werkt het beluchten?

Het beluchtingssysteem werkt door de luchtbellen van onderuit in de put door de mest heen te laten borrelen en de mest zo regelmatig te mengen (zie Figuur). Korstvorming zoals die in een mestput zonder lucht mengen ontstaat, wordt zo vermeden.

Mestput

Tegenstrijdige resultaten

Op Dairy Campus in Leeuwarden is onderzocht of het toevoegen van zuurstof de omzettingsprocessen in de mestkelder beïnvloedt. In een verkennend onderzoek hebben de eerste metingen in een mestput met een beluchtingssysteem tot ieders verrassing tot een reductie van ammoniakemissie in de stal geleid (Van Dooren et al., 2015). Om te achterhalen of het inderdaad om een solide reductie van ammoniakemissie gaat en om de rol van mengen met lucht verder te onderzoeken, wordt dit onderzoek in 2017 herhaald. In het experiment wordt het Smart Slurry Aeration System van DSD-stalinrichting toegepast. Recent hebben Calvet et al. (2017) geen reductie van ammoniakemissie gevonden bij het beluchten van mest. In eerder onderzoek was gevonden dat het beluchten van mest ook een reductie geeft van zwavelwaterstof (H2S-gas) (Scully et al., 2007). Kortom, het laatste woord is hier nog niet over gezegd.

Beluchten van de mest

Het systeem van het beluchten van mest is overgenomen vanuit de waterzuivering. Daar wordt deze techniek ingezet om stikstofverbindingen te reduceren tot stikstofgas (N2). Waar voor waterzuiveringsslib duidelijke resultaten zijn bereikt, is dat voor drijfmest nog niet het geval. De uitdaging om de processen in de mestput duidelijk te krijgen is ook groter, want de samenstelling van mest is complex en wisselend, mede afhankelijk van de rantsoensamenstelling en het management. Ook is het droge stof gehalte van de mest hoger.

In de mestput ontstaan er drie zones:

  • Drijflaag: In de bovenste laag komen de lichtere deeltjes zoals stro en plantmateriaal boven drijven en dragen bij aan korstvorming. De drijflaag droogt uit naarmate de mest langer in de put blijft en er vormt zich een korst.
  • Middenlaag: Dit is de anaerobe zone met de vloeibare mest.
  • Onderlaag: Dit is de laag waarin de zwaardere deeltjes en zand zich ophopen.

Mestkorst en urine

Tijdens de opslagperiode in de mestput, raakt de zuurstof in de mest op door microbiële activiteit. De korst functioneert daarbij als barrière voor de zuurstofuitwisseling met de omgeving. De verse urine die door de roosters valt, blijft in eerste instantie op de korst liggen. Of deze urine op de korst de ammoniakemissie vanuit de mestopslag veroorzaakt, wordt op dit moment op Dairy Campus nader onderzocht.

Milieuvoordelen mest beluchten

Door de mest te beluchten, wordt de mest gedeeltelijk aeroob en kan daardoor de processen in de mest beïnvloeden. In de literatuur worden voordelen benoemd zoals :

  • beperking van verliezen van nutriënten uit de mest ;
  • reductie van emissies (broeikasgas) en geurhinder;
  • een stabiel eindproduct en verbeterde opname van de nutriënten door de plant.

De ingewikkelde en veelzijdige processen die tijdens het beluchten plaatsvinden, wordt verder onderzocht op de Dairy Campus. Ook wordt gekeken naar de emissies en hoe deze door diverse factoren worden beïnvloed.

Mestputten met en zonder beluchting

Samen met Jaco Kastelein hebben we op basis van gedetailleerd literatuuronderzoek, gekeken hoe we het beluchten van mest en de daaruit resulterende milieuvoordelen voor de Proeftuin kunnen onderzoeken. In de verkennende fase worden mestmonsters genomen bij een bedrijf dat mestputten met en zonder beluchting heeft. Verder willen we onderzoeken wat de ervaringen zijn van bedrijven die al langere tijd met mestbeluchting werken, om zicht te krijgen op factoren die de processen in de mest beïnvloeden. Hiervoor zoeken we samenwerking met WUR voor een mogelijk studentenproject.

Referenties:

  • Dooren, van H., Bokma, S. en Zonderland J., 2015 Effect van het Aeromix systeem op ammoniakemissie in een melkveestal , Verkennend onderzoek op Dairy Campus, Livestock Research Report 850
  • Scully,. H. , Frost, J., Gilkinson, S.; Lenehan J., 2007 research into hydrogen sulphide gas (H2S) emissions from stored slurry which has undergone Low rate aeration, Report for: Health and Safety Executive for Northern Ireland, Health and Safety Authority, Ireland available online: http://www.ameramslurry.com/pdf/Aeration-Trial-Summary.pdf
  • Calvet, S., J. Hunt, T.H. Misselbrook (2017) Low frequency aeration of pig slurry affects slurry characteristics and emissions of greenhouse gases and ammonia. Bio systems Engineering 159 (2017) 121-132. https://doi.org/10.1016j.biosystemseng.2017.04.011

GVE-regeling speelt ammoniakreductie in de kaart

Pilotboer Jaco Kastelein van Proeftuin Veenweiden anticipeert met zijn jongvee-beleid op de GVE-regeling en realiseert daarmee zo’n 14% ammoniakreductie.

Anticiperen en reduceren

Anticiperend op de GVE-regeling heeft Jaco zijn bedrijf kritisch onder de loep genomen en een zorgvuldige kosten/baten analyse gemaakt. Dat heeft hem doen besluiten om in 2017 op zijn bedrijf 80 melkkoeien en 28 stuks jongvee te houden en daarmee maximaal te produceren. Een opvallende stap, want 28 stuks jongvee is omgerekend 3,5 stuks jongvee per 10 melkkoeien! In 2015 waren dat er nog 5,3 en in 2016 iets minder (5,1). Met dit lagere aantal jongvee wordt op het bedrijf van Jaco wél een reductie bereikt van 91 kg NH3. Dat lijkt misschien niet veel, maar is toch 14% van de beoogde doelstelling in ammoniakreductie!

Jongvee in de wei - Veenweiden

Secuur fokken

Jaco realiseert zich dat hij door deze rigoureuze stap met het jongvee nu secuur te werk moet gaan. In de fokkerij betekent dit een keuze voor een ‘degelijke’ stier. Dat wil zeggen een stier wiens nakomelingen een grote kans van slagen hebben. Als ze eenmaal als kalf zijn uitgekozen om pink te worden, dan moet er wel een grote kans zijn dat ze als vaars en melkkoe goed presteren. Zo’n select clubje jongvee wil je goed en gezond houden, want er hangt veel van ze af. En daarmee werk je niet alleen aan een ammoniakdoelstelling, maar ook aan diergezondheid en –welzijn!

 

Bepaling van het maaimoment

Deelnemers van de Proeftuin Veenweiden bedenken strategieën om de ammoniakuitstoot op hun bedrijf te reduceren. Eén daarvan is het beperken van de hoeveelheid eiwit in het voer van de koe. Vaak is deze hoeveelheid namelijk hoger dan nodig. Het overschot aan eiwit wordt door de koe via urine uitgescheiden en dat zorgt voor emissie van ammoniak.