Hoe krijg ik een ideale graskuil? Die vraag stond centraal tijdens de studiegroepbijeenkomst van de Proeftuin Veenweiden bij Jan Nieuwenhuizen in Zevenhoven. De grasteelt is de moeilijkste teelt die we hebben, vanwege de vele beslismomenten, stelde ruwvoerspecialist Piet Riemersma van Van Iperen. ‘Een boer doet er goed aan een plan te maken voor de kwaliteit en hoeveelheid droge stof.’
Voordat Piet Riemersma het woord kreeg, wilde adviseur Teus Verhoeff van de boeren weten welke boodschap zij aan de Nederlandse media zouden willen meegeven. Daar kwamen hele interessante reacties op. Marcel van Rijn uit Woubrugge stelde dat Nederlandse veehouders goed voor hun dieren en grond zorgen, maar dat het vuur hen wel eens aan de schenen wordt gelegd. Wim Habben Jansen uit Alphen aan de Rijn denkt dat wanneer de consument meer geld aan gezond voedsel van gezonde dieren besteedt, er minder geld voor medicijnen nodig is. Volgens gastheer Jan Nieuwenhuizen is er veel meer product van het land te halen. Voer op het bordje van Piet Riemersma.
Pilotboer Jaco Kastelein uit De Meije gaf eerst een korte toelichting op zijn KringloopWijzer 2017. Volgens Kastelein was 2017 een lastig kringloopjaar, vooral vanwege het hoge ruweiwit in zijn kuil. ‘Qua saldo zijn we er in 2017 op vooruitgegaan, maar wat stikstof betreft zijn we achteruitgeboerd. We hebben 150-200 kuub meer mest moeten afvoeren, waardoor we ook nog eens ons bedrijf op het gebied van fosfaat verschralen. Dat moet in 2018 beter!’
Gezond voer, gezonde koe
Piet Riemersma ging vervolgens met de boeren aan de slag met de ideale graskuil. Hij adviseerde daarbij altijd vanuit de koe te denken. Volgens de adviseur is de bodem de basis voor gezond voer en een gezonde koe. ‘Er zijn wat mij betreft 3 uitdagingen: de droge stof opbrengst per hectare moet omhoog, het omzetten van voer in melk moet efficiënter en de koe moet gezond produceren. Maak van tevoren een goed plan hoe je dat wilt doen. De boer is een bacteriemanager: de bodem èn de pens zitten vol bacteriën. Hij moet er nu al over nadenken welke eigenschappen het gras straks moet hebben en daar zijn bemestingsstrategie op afstemmen.’
Belangrijk bij het bepalen van het teeltdoel is voldoende eiwit in gras. ‘Gras is de mooiste eiwitbron op de boerderij’, vindt Riemersma. Maar hoe krijg je meer en beter eiwit in gras? Door een betere verdeling van drijfmest, mogelijk meer stikstof te geven en op het juiste moment te maaien, gaf de specialist als tips. ‘Ik ga u niet vertellen hoeveel drijfmest u per hectare moet aanwenden. Maar door variatie in drijfmest is een eerste winst te behalen. We mengen dik en dun door elkaar heen, dat geeft reacties die niet gunstig zijn. De plant neemt het beste aminozuren op. Die hebben we niet meer in drijfmest zitten.’
Melkveehouders kunnen door te sturen op de zwaarte van de snede de kwaliteit en hoeveelheid droge stof verhogen. Bij een opbrengst van 3000 kg DS zit er voldoende ruweiwit in het gras (180-200), maar de structuur van het product verdient aandacht. Een opbrengst van 4000 kg DS (RE 150-170) is gemiddeld goed. ‘Maar de gemiddelde boer bestaat niet’, grapte Riemersma. Bij een opbrengst van 5000 kg DS (RE 120-140) is aanvulling van eiwit en mengvoer nodig. ‘Als het uit de hand loopt met droge stof, doe het gras dan in de baal, niet in de kuil. Dit gras is gevoelig voor broei’, was zijn advies.
Kuil met uitdaging
Jaco Kastelein legde aan het einde van de middag de uitslagen van zijn tweede kuil voor aan Riemersma, een kuil met in de ogen van de veehouder te weinig VEM, te veel ruweiwit en te veel OEB. Deze kuil wordt een uitdaging, aldus Kastelein. ‘Het vervelende is dat hier een kuil met een hoeveelheid voor een goede 200 dagen ligt. Er moet van alles bij om het eiwit recht te trekken. Ik ben nu met 2 voerleveranciers bezig, die er hun tanden op mogen stuk bijten. Want ik wil met deze mindere kuil toch goede productiecijfers neerzetten.’
Piet Riemersma vond het VEM-gehalte in de kuil niet direct verontrustend. Volgens de specialist is een kuil geslaagd als die snel stabiel geworden is. ‘Kijk daarvoor naar de ammoniakfractie. Dit is een maat voor de conservering van de kuil. Heeft dit proces te lang geduurd, dan gaat dat ten koste van het eiwit. Een hoge ammoniakfractie (streeftraject <7) kan ook een gevolg zijn van vervuilingen door schimmels, de enterobacterie en clostridia.’ Hij raadde de boeren aan bij vroeg inkuilen melkzuur toe te voegen.
Riemersma sprak na afloop van een ‘supergoede middag’. ‘Jullie hebben goed over het inkuilproces nagedacht.’ Daarna kreeg gastheer Jan Nieuwenhuizen het woord om over zijn melkveebedrijf, de Landwinkel en de recreatietak op het bedrijf te vertellen. Tot slot ging de studiegroep de stallen in en zag hoe Jan zijn bedrijf op efficiënte wijze heeft opgezet.