In de zomer neemt veenweidegras door de hogere bodemtemperatuur dubbel zoveel stikstof op als in de maanden ervoor. In combinatie met een drijfmestgift is dat meer dan voldoende voor een maai- of weidesnede. Kunstmest strooien is dus niet nodig. Beter voor het milieu en de portemonnee. Dat is de conclusie van Louis Bolk Instituut, Nutriënten Management Instituut en Wageningen Livestock Research op basis van gegevens uit Proeftuin Veenweiden.
Hogere bodemtemperatuur, meer eiwit
De stikstof levering uit de bodemmineralisatie komt op gang als de bodemtemperatuur stijgt. Gemiddeld levert een veenweidebodem in maart en april zo’n 10 tot 15 kg stikstof per ha per maand (zie Figuur), terwijl in de maanden juni en juli het gras ruim 30 tot 35 kg stikstof per ha per maand opneemt uit bodemmineralisatie. Voor een maaisnede en zeker voor een weidesnede is dat in combinatie met een drijfmestgift ruim voldoende. Uit de resultaten bleek dat bij giften van 30-35 kg werkzame N nagenoeg gelijke droge stof opbrengsten (bij maaien) worden gehaald als bij hogere giften. Het eiwitgehalte van het gras dan is dan doorgaans hoger dan 180 gram. 30-35 kg zuivere N komt gemakkelijk beschikbaar uit een drijfmest gift van 20 m3 plus de nalevering van de voorjaars drijfmest gift. Voor weide sneden is de stikstof levering uit de bodem in combinatie met de nalevering van de stikstof uit de voorjaarsgift van drijfmest ruim voldoende. Kunstmest strooien is vanaf juli daarom niet interessant op zowel weide als maai percelen. Dit omdat het nog nauwelijks effect geeft op de grasopbrengst terwijl het eiwitgehalte er wel door wordt verhoogd. De koeien kunnen dit hogere eiwitgehalte niet benutten.

Figuur: Gemiddelde maandelijkse stikstof levering uit bodemmineralisatie grasland op veengronden
Bewijs van 200 proefvelden
De onderbouwing van deze conclusie komt van metingen naar het stikstof leverend vermogen van ruim 200 proefvelden gelegen op 13 verschillende locaties in het Westelijk Veenweidegebied in de periode van 1992 tot 2017. Die gegevens zijn verzameld in het kader van het gebiedsgerichte programma Proeftuin Veenweiden en het project Proefpolder Kringlooplandbouw. Het Louis Bolk Instituut, Nutriënten Management Instituut en Wageningen Livestock Research komen gezamenlijk tot deze conclusie na analyse van deze metingen.
Veel stikstof in veenweidebodem
Stikstof is de bouwsteen voor eiwit in gras. Het hoge stikstof leverend vermogen van de veenbodems zorgt voor relatief veel eiwit in het gras en de graskuilen in het veenweidegebied. En zelfs voor een eiwit overschot op de bedrijven met een hoog grasaandeel in het rantsoen. Melkkoeien hebben voldoende aan 150-160 gram ruw eiwit in het rantsoen, mits de VEM/ DVE verhouding klopt. In de zomermaanden komen graskuilen met 180-200 gram ruw eiwit veel voor, en het weidegras is doorgaans nog eiwitrijker.
Veengronden met een kleidek
De gegevens zijn verzameld van pure veenweidepercelen en veenweidepercelen met een toemaakdek, en zijn daarom niet direct vertaalbaar naar bijvoorbeeld veengronden met een kleidek of moerige gronden. In dat geval kan worden teruggekeken naar de toegepaste bemesting en de kuiluitslagen van de afgelopen jaren. Als daaruit blijkt dat het eiwitgehalte structureel (te) hoog was, is het zinvol kritisch te kijken naar de zomerbemesting.
Meer weten?
Mail naar Jeroen Pijlman (j.pijlman@louisbolk.nl)