Waarom wordt het gras groen na het spuiten van bagger?

Dat het gras mooi groen wordt en smakelijk is na het spuiten van bagger over een perceel, is al langer bekend bij veehouders. De vraag hoe dit komt en wat de mineralenbenutting eigenlijk is, blijft echter nog grotendeels onbeantwoord. Reden voor Richard Korrel, deelnemer Proeftuin Veenweiden, om eens wat experimenten te doen tijdens het spuiten van bagger.

Kwaliteit van de bagger

Eind mei heeft Korrel tijdens het bagger spuiten een aantal emmers neergezet, om te kijken wat er nu eigenlijk gemiddeld op een perceel wordt gebracht. Zowel de hoeveelheid opgebrachte bagger, als de kwaliteit ervan is interessant om te weten. Daarnaast is ook de benutting van belang: wat is de uiteindelijke opbrengst?

Pilotboer Richard Korrel heeft tijdens het bagger spuiten een aantal emmers neergezet

Tijdstip van spuiten

Het begint echter met het tijdstip: wanneer kun je het beste bagger spuiten? Vanuit het oogpunt van behoud van flora en fauna wil je niet te snel beginnen. In het voorjaar gebeurt er in dat opzicht veel in de sloot; het bruist van nieuw leven en activiteit rond die tijd. Vanuit het oogpunt van een efficiënte benutting van mineralen wil je juist niet te lang wachten. Hoe eerder extra nutriënten op het perceel gebracht, des te langer heb je er in hetzelfde seizoen plezier van. Dat is de afweging die je moet maken.

Kans op onkruid?

Is er meer kans op onkruiden die meekomen vanuit de slootbodem? Om daar duidelijkheid over te krijgen hebben we een kiembak gemaakt met daarin een laag bagger. Deze bak wordt blootgesteld aan de lucht (met uitzondering van eerste week om onkruidzaden via de wind uit te sluiten) en vervolgens in de gaten gehouden om te zien of er wat gaat groeien. Nu, na 9 weken, kunnen we aangeven dat er nog niets is opgekomen. Dit lijkt dus het bewijs dat er geen onkruidzaden meekomen bij baggeren.

Vooral veel water opgebracht

Uit metingen blijkt dat er vooral veel water meekomt: gemiddeld is er tijdens de proef ruim 37 kuub water per ha opgebracht! Dus dit komt overeen met een hele grote regenbui. De combinatie met de kunstmestgift van 100 kg/ha die na het baggerspuiten is opgebracht, geeft in ieder geval een goede benutting. Daarnaast komen ook de extra mineralen uit de bagger mee; vooral stikstof, fosfaat en zwavel. De opgebrachte kunstmest en de bagger zijn uitgereden over etgroen na de eerste maaisnede. De melkkoeien zijn vervolgens ingeschaard ca. 1700 kg ds, 20 dagen na het baggerspuiten en 10 dagen na de kunstmestgift. Omdat het perceel in tweeën was gedeeld (ene helft met en andere helft zonder bagger), kan een vergelijking worden gemaakt.

Spuiten van bagger

Voorkeur voor bagger

Met het blote oog was goed zichtbaar dat de koeien eerst naar de ene kant van het perceel toeliepen om te grazen. Dit was het gedeelte met bagger en vervolgens de andere kant. Aan het eind van de dag waren beide helften opgevreten, maar de koeien hadden wel een duidelijke voorkeur. In de melkgift, gehaltes van de melk en het ureum was geen duidelijk verschil merkbaar tussen het perceel en de percelen de dagen ervoor en erna.

Vraag is nu: waarom vreten de koeien eerst het gebaggerde deel af en daarna het niet gebaggerde deel? Op deze vraag en op een goede vergelijking tussen opbrengst en kwaliteitscijfers hopen we u binnenkort een antwoord te kunnen geven.

Goed melken met laag ruw eiwit in rantsoen

Sinds het begin van de winter heeft pilotboer Richard Korrel van Proeftuin Veenweiden in goed overleg met zijn voeradviseur gewerkt aan verlaging van het ruw eiwit niveau in zijn rantsoen. Aan het einde van de winterperiode lag het gemiddelde in het melkveerantsoen op 149 gram ruw eiwit per kg droge stof. Voor de verse koeien werd dit nog aangevuld met brok in de voercomputer, maar de gemiddelde veestapel moest het hier mee doen. En de melkgift? Die bleek 28-29 kg melk per koe per dag met een eiwitgehalte van ca. 3,60%.

Ammoniakemissie beperken

Om de ammoniak emissie te beperken was één van de maatregelen op het pilotbedrijf van familie Korrel het verlagen van het ruw eiwit in het rantsoen. Voorwaarde was wel dat de melkproductie gelijk zou blijven. Naast het melkveerantsoen is ook kritisch gekeken naar het rantsoen van het jongvee en de droge koeien. Bij het jongvee is bewust gekozen voor kuilgras met een lager ruw eiwit gehalte. En voor de droge koeien: stro met brok! Dit kon prima omdat er toch ruwvoer aangekocht moest worden.

Graskuil van Pilotboer KorrelPrima melkproductie

Na een goede winter, zijn de koeien op 21 maart voor de ogen van heel Nederland naar buiten gegaan. Al vrij snel is de weidegang opgebouwd naar de hele dag weiden en met de snelle grasgroei in het vroege voorjaar werd een opname gerealiseerd van 7 kg droge stof per koe per dag uit weidegras (= het halve rantsoen!) En de koeien lieten meteen het resultaat zien: een melkproductie tot 33 kg per dier per dag met 3,60% eiwit in de melk.

Koeien de wei in bij Pilotboer Richard Korrel

Succesvolle maatregel

Al met al is de melkproductie in het afgelopen jaar hoger dan twee jaar geleden in dezelfde periode. En dat met beduidend minder eiwit in het rantsoen. Kortom: een tevreden melkveehouder èn een lagere ammoniakemissie!

Koeiendans bij Richard Korrel op eerste lentedag

Maandag 20 maart opende Epke Zonderland de staldeuren van Maatschap Korrel in Ouderkerk aan de Amstel, deelnemer Proeftuin Veenweiden. Het startsein voor het weideseizoen 2017. Schoolklassen en pers konden genieten van de swingende lentekriebels van Richards koeien.

Ammoniakreductie via het voerspoor

Mts. Korrel, één van de tien pilotbedrijven van Proeftuin Veenweiden, is actief aan de slag met de doelstelling om 25% reductie te realiseren op zijn ammoniakproductie. Eén van de actiepunten voor Richard Korrel is om een lager ruw eiwitgehalte in het totale rantsoen te realiseren. Met veel (vers) gras in het rantsoen en het streven naar een optimale melkproductie per koe, is dit een lastige opgave.

Voor de komende tijd betekent het dat in overleg met hun eigen veevoeradviseur wordt bekeken hoe dit is te realiseren met het ruwvoer dat momenteel aanwezig is. Omdat er een ruwvoertekort is op het bedrijf (niet zelfvoorzienend) zal er wat aangekocht moeten worden. De vraag is of dit snijmais, (gras)zaadhooi of stro, kuilgras of een ruwvoerbrok moet worden. Ook de kosten wegen mee in de keuze, maar uiteraard is een optimale eiwitbenutting belangrijk. Een deel van het tekort zal (net als voorgaande jaren) opgevuld worden met snijmais.

Maar omdat er meer koeien lopen dan vorig jaar, is het de vraag of er voor de droge koeien een ander rantsoen gemaakt moet worden: met stro en brok is het over het algemeen makkelijker een rantsoen op de eiwitnorm te maken dan met kuilgras. Vraag is echter: wat is het eiwitgehalte van het aan te kopen kuilgras en wat zijn de kosten van beide voedermiddelen? Dit zal met elkaar vergeleken worden, zodat de keuze makkelijker wordt.

Belangrijk is dat er overleg is met de adviseurs en de ondernemers zodat de doelstellingen en wensen gezamenlijk bekend zijn en uiteindelijk tot het beste resultaat gekomen kan worden: op naar een verlaging van 168 naar 155 gram ruw eiwit in het totale rantsoen van de veestapel. Hiermee wordt dan niet alleen een ammoniakreductie behaald, maar ook een BEX-voordeel. En dat kan weer mooi meegenomen worden in verschillende berekeningen van het mestbeleid.

>> Bedrijfspagina van deelnemer Richard Korrel

Vroeger baggeren?

Baggeren van veenweidesloten gebeurt vaak in de zomer. Met bagger komen nutriënten als stikstof op het land. De stikstof komt echter mogelijk pas in de herfst beschikbaar. Te laat om goed te benutten. De vraag is nu of baggeren in het voorjaar tot meer gewasproductie leidt en kunstmest bespaart. Hiervoor is door Proeftuin Veenweiden een proef op KTC Zegveld uitgezet.

Sloten worden gebaggerd om het watervoerend vermogen op peil te houden. Dit baggeren heeft ook een groot positief effect op de waterkwaliteit. Want de nalevering van nutriënten uit de bagger vermindert en het water stroomt beter door, waardoor er ook meer zuurstof in het water zit. Dit is goed voor de aanwezige flora en fauna.

In de praktijk wordt in de zomerperiode de bagger met een baggerpomp uit de sloot gehaald en op bestaand grasland gebracht. De baggerpomp verdeelt deze bagger, vermengd met het meegezogen water over het perceel. Veehouders zijn doorgaans blij met deze bagger. Want samen met het water, komen ook meststoffen op het land. Extra water zorgt voor extra groei en de meststoffen ook. Maar mogelijk worden de extra meststoffen te laat in het jaar benut voor extra gewas en extra stikstof in het gewas. Die extra stikstof kan dan niet meer benut worden en gaat verloren.

Praktijkproef

Mogelijk kan vroeg in het jaar baggeren het genoemde nadeel ondervangen en ervoor zorgen dat de extra meststoffen wel worden benut. Dit zou kunnen leiden tot kunstmestbesparing en dus vermindering van de stikstofverliezen. Daarom wordt een proef uitgevoerd op KTC Zegveld om de extra stikstofwerking van baggeren in het voorjaar in beeld te krijgen. Een aantal proefveldjes is opgezet, waarbij onderscheid wordt gemaakt in veldjes met alleen bagger (50-65 m3/ha), alleen drijfmest (20-25 m3/ha), bagger + drijfmest, alleen kunstmest en geen bemesting. Naast analyse van gewasopbrengst, wordt ook het plantenbestand van de slootvakken in beeld gebracht.

In verband met negatieve effecten op fauna en flora van de sloten is het niet gewenst om in de periode van half maart tot 1 juni te baggeren. Deze proef is een pilotproef om de potentie van vroeger baggeren te screenen. Mocht blijken dat het een perspectiefvolle maatregel is dan is meer onderzoek nodig om de bemestende waarde beter te kunnen kwantificeren en om naar mogelijkheden te kijken om eventuele negatieve effecten t.a.v. de flora en fauna te beperken, b.v. door mozaïekbeheer.

De proef is gestart in het voorjaar van 2016. In de loop van 2016 zullen de eerste resultaten beschikbaar komen.

Lees meer